1 mei 2015

Oorzaken en beleidsgevolgen van het overschot op de Nederlandse lopende rekening

Het overschot op de lopende rekening van Nederland is hooguit een eurozone-kwestie

Persbericht
Nederland heeft een groot en aanhoudend overschot op de lopende rekening. Dit is onderwerp van internationaal onderzoek geweest; bijvoorbeeld door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Europese Commissie (EC).

Het overschot kan hoofdzakelijk worden verklaard door structurele factoren, waarvan er twee opvallen: het relatief hoge spaarniveau en aandeel aan buitenlandse investeringen door multinationale ondernemingen en pensioenfondsen en de internationalisatie van de Nederlandse economie, zoals door het lidmaatschap van de eurozone.

Er is geen reden voor een eenzijdige, onmiddellijke beleidsreactie van de kant van de Nederlandse overheid, aldus onderzoekers Hugo Rojas-Romagosa en Albert van der Horst van het Centraal Planbureau in de CPB Policy Brief Oorzaken en beleidsgevolgen van het overschot op de Nederlandse lopende rekening die vandaag wordt uitgebracht. Het toenemende Nederlandse handelsoverschot binnen de eurozone geeft echter wel de noodzaak aan van beleidsreactie op het niveau van de eurozone.

Het spaar- en investeringsgedrag van multinationale ondernemingen en pensioenfondsen wijst niet direct op marktfalen of falend beleid dat moet worden aangepakt door beleidsmakers. Het overschot op de lopende rekening lijkt daarom op zichzelf geen probleem te zijn, maar het kan wel wijzen op onderliggende problemen die een bepaalde beleidsaanpak vereisen. Een indirect punt van zorg zijn de waarde-risico’s met betrekking tot de omvangrijke bruto en netto internationale investeringspositie (NIIP) van Nederland. De verzamelde voorraad aan buitenlandse activa is gevoelig voor waardeverliezen als gevolg van schommelingen op de internationale financiële markten en wisselkoersrisico’s. Deze factoren hebben in het verleden significante verliezen veroorzaakt – een fenomeen dat het ‘zwarte gat’ wordt genoemd.

De toename van het Nederlandse overschot met gemiddeld 3% vóór de jaren 2000 en 6% daarna kan rechtstreeks in verband worden gebracht met een toename van het bilaterale Nederlandse handelsoverschot in relatie tot andere landen binnen de eurozone. Dit punt is nog niet eerder belicht in voorgaande onderzoeken, noch in de Macro-economische Onevenwichtigheidsprocedure van de Europese Commissie. Het komt uit op ongeveer twee derde van het totale Nederlandse handelsoverschot. De bilaterale handelsbalans-onevenwichtigheden zijn, vanuit Europees oogpunt, een teken dat effectieve aanpassingsmechanismen ontbreken binnen de euro. Dit kan echter alleen worden aangepakt op eurozone-niveau, maar dat dit op korte termijn zal gebeuren lijkt niet waarschijnlijk.

Het overschot op de lopende rekening kan op twee manieren worden gedefinieerd. Aan de handelskant is het verschil tussen export en import (plus netto inkomen en overdrachten), terwijl het aan de financiële kant bestaat uit het verschil tussen de totale spaartegoeden en binnenlandse investeringen.

Lees ook het persbericht en de volgende bijbehorende (Engelstalige) CPB Achtergronddocumenten:

Het Nederlandse overschot op de lopende rekening kan grotendeels worden verklaard door structurele factoren, waarvan er twee opvallen: het relatief hoge spaarniveau en buitenlandse investeringsniveau bij multinationale ondernemingen en pensioenfondsen en de internationalisatie van de Nederlandse economie (inclusief lidmaatschap van de eurozone).

Het spaar- en investeringsgedrag van multinationale ondernemingen en pensioenfondsen wijst niet direct op marktfalen of falend beleid dat moet worden aangepakt via economisch beleid. Het overschot op de lopende rekening lijkt daarom op zichzelf geen probleem te zijn, maar het kan wel op onderliggende problemen duiden. Grotere particuliere spaartegoeden zijn bijvoorbeeld gerelateerd aan pensioenfondsen en imperfecties op de huizenmarkt, kwesties die op zichzelf wellicht een beleidsreactie rechtvaardigen.

Het grootste punt van zorg voor de Nederlandse overheid zijn de waarderingsrisico’s met betrekking tot een omvangrijke bruto en netto internationale investeringspositie (NIIP). De opgebouwde buitenlandse activa zijn gevoelig voor waardeverliezen als gevolg van schommelingen op de internationale financiële markten en wisselkoersrisico’s. Deze factoren hebben in het verleden significante verliezen veroorzaakt – een fenomeen dat het ‘zwarte gat’ wordt genoemd.

Het grote Nederlandse overschot kan rechtstreeks in verband worden gebracht met divergerende handelspatronen binnen de eurozone sinds de jaren 2000. De toenemende bilaterale handelsbalansonevenwichtigheden – veroorzaakt door de dynamiek van een vaste nominale wisselkoers, het gezamenlijk monetair beleid via de ECB en het ontbreken van effectieve aanpassingsmechanismen – vormen een belangrijk economische punt van zorg, vanuit Europees oogpunt. Deze kwestie kan echter door de Nederlandse overheid alleen worden aangepakt in samenwerking met andere Europese lidstaten.

Auteurs

Hugo Rojas-Romagosa
Albert van der Horst

Lees meer over