1 juni 2000

De invloed van actief arbeidsmarktbeleid; een TAE-analyse voor Nederland

Werkgelegenheidssubsidies stimuleren reguliere arbeid, additionele banen en trainingsprogramma's verdringen reguliere arbeid

Persbericht
In haar strijd tegen de werkloosheid maakt de regering gebruik van actief arbeidsmarktbeleid (o.a. Banenpools, Jeugdwerkgarantieplan, Melkert-banen). Trainingsprogramma's leiden tot een sterkere daling van de werkloosheid dan additionele banen of werkgelegenheidssubsidies in de private sector.

Trainingsprogramma's, en additionele banen, verdringen echter deels de werkgelegenheid in de private sector. Werkgelegenheidssubsidies in de private sector bevorderen deze juist, en zijn daarom ook minder kostbaar voor de overheid.

Dit schrijven Egbert Jongen, Edwin van Gameren en Johan Graafland in het vandaag gepubliceerde CPB-Onderzoeksmemorandum no.166, The impact of active labour market policies: an AGE analysis for The Netherlands.

Motivatie en toelichting
Over de macro-economische effecten van actief arbeidsmarktbeleid is nog weinig bekend. De bovenstaande studie analyseert deze effecten in een aangepaste versie van het MIMIC-model, het algemeen evenwichtsmodel van het CPB voor arbeidsmarktstudies. In dit model zijn de belangrijkste mechanismen op zowel micro- als macro-niveau gemodelleerd en gekwantificeerd.

  • Door additionele banen stijgt de werkgelegenheid in de collectieve sector en daalt de werkloosheid. De vergoeding in een additionele baan is hoger dan de voorheen genoten uitkering. Hierdoor zoeken deelnemers minder hard naar een reguliere baan en ontstaat er opwaartse loondruk. De werkgelegenheid in de marktsector wordt daarom deels verdrongen. Bij een budgettaire impuls van 250 miljoen gulden voor additionele banen daalt de werkloosheid met ruim 0,1 procent-punt. Omdat additionele banen (beperkt) productie opleveren stijgt het financieringstekort uiteindelijk met 220 miljoen gulden.
  • Ook door trainingsprogramma's stijgt de werkgelegenheid in de collectieve sector en daalt de werkloosheid. Trainingsprogramma's verhogen de individuele arbeidsproductiviteit, wat de doorstroming van deelnemers naar regulier werk bevordert. De relatief hoge vergoeding leidt echter wederom tot opwaartse loondruk. Werknemers worden per saldo duurder voor bedrijven, waardoor de werkgelegenheid in de marktsector daalt. Bij een budgettaire impuls van 250 miljoen gulden voor trainingsprogramma's daalt de werkloosheid met een kleine 0,2 procent-punt. Omdat er kosten verbonden zijn aan het geven van training stijgt het financieringstekort uiteindelijk met 290 miljoen gulden.
  • Door werkgelegenheidssubsidies in de private sector (gericht op kansarme werklozen) dalen de arbeidskosten. Hierdoor neemt de werkgelegenheid in de marktsector toe. Bij een budgettaire impuls van 250 miljoen gulden voor werkgelegenheidssubsidies daalt de werkloosheid met bijna 0,1 procent-punt. Door de verbreding van de belastingbasis en de daling in de uitgaven aan overdrachten stijgt het financieringstekort uiteindelijk met 90 miljoen gulden. Bij trainingsprogramma's en additionele banen krimpt juist de belastingbasis, terwijl de uitgaven aan overdrachten stijgen.

Een gevoeligheidsanalyse laat zien dat de numerieke uitkomsten vrij gevoelig zijn voor enkele parameters in het loonmodel en de effectiviteit van trainingsprogramma. De effecten op de werkgelegenheid en het financieringstekort blijven kwalitatief echter ongewijzigd.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

Door het gebruik van een geijkt algemeen-evenwichtsmodel proberen we het mogelijke bereik van het netto-effect van de verschillende ALMP’s te beperken.

Wij kijken naar de invloed van door de overheid gesubsidieerde banen en opleidingsprogramma's en subsidies in de private sector voor laagproductieve werknemers (vouchers) op het langetermijnevenwicht van de arbeidsmarkt. 

Onze bevindingen zijn:

  • Gesubsidieerde banen verminderen de werkloosheid en verhogen productie in de publieke sector. Echter, hogere loon-en zoekkosten verdringen werkgelegenheid en productie in de private sector. De totale productie daalt.
  • Trainingsprogramma's verminderen de werkloosheid meer dan gesubsidieerde banen. Personen die deelnemen aan trainingsprogramma's verwerven vaardigheden of verwerven opnieuw verloren vaardigheden. Op deze manier versnellen trainingsprogramma's het proces dat werknemers laat doorstromen naar werkgelegenheid in de private sector. Zoekkosten voor bedrijven dalen. Echter extra loondruk zorgt voor een negatief netto-effect op werkgelegenheid in de private sector. De productie wordt echter nauwelijks aangetast, als gevolg van het trainingseffect op de gemiddelde arbeidsproductiviteit.
  • Vouchers voor laagproductieve werknemers verlagen de arbeidskosten en verhogen daarmee de werkgelegenheid en productie in de private sector. De werkloosheid daalt minder dan onder de hulp-en trainingsprogramma's.

Alle programma's leiden tot een stijging van het begrotingstekort, met name het subsidie-en trainingsprogramma. Het voucher programma is minder duur, want er zijn aanzienlijke besparingen op overdrachten, terwijl de belastinggrondslag stijgt. Wij maken voorts melding van een aantal gevoeligheidsanalyses op veronderstellingen waarvoor we een zwakke empirische basis hebben. De numerieke resultaten zijn heel gevoelig voor een aantal parameters in het loononderhandelingsmodel en voor het effect van training op het individuele productiviteitsniveau. Maar kwalitatief gezien zijn de resultaten niet beïnvloed.

Dit is een Engelstalige publicatie.

Auteurs

Egbert Jongen
E.van Gameren
Johan Graafland

Lees meer over