14 januari 2004

Arbeidsmigratie uit de Midden- en Oost-Europese toetredingslanden

CPB: Tussen vijf- en tienduizend immigranten per jaar na uitbreiding EU

Persbericht
Als Nederland na de uitbreiding van de Europese Unie (EU) met acht Midden- en Oost-Europese landen per 1 mei a.s. direct overgaat op vrij verkeer van werknemers met de nieuwe lidstaten, dan zullen gedurende de eerste jaren naar schatting tussen de vijf- en tienduizend migranten uit die landen per jaar naar Nederland komen.

Het gaat dan vooral om immigranten uit Polen, Hongarije, Tsjechië en Slowakije. De afgelopen jaren bedroeg het aantal immigranten uit die landen circa 1500, naast circa tienduizend seizoensarbeiders. Dit betekent dat vrij werknemersverkeer zal leiden tot tussen de 3500 en 8500 immigranten extra per jaar in vergelijking met de afgelopen jaren, alsook met de situatie waarin er geen vrij werknemersverkeer wordt ingevoerd. Een aantal van de ons omringende landen, waaronder Duitsland en Frankrijk, hanteert overgangstermijnen ten aanzien van het vrije verkeer van werknemers. Het Nederlandse kabinet heeft nog geen beslissing genomen over het eventueel hanteren van een overgangstermijn.

Dit blijkt uit de CPB Notitie 'Arbeidsmigratie uit de Midden- en Oost-Europese lidstaten', die het Centraal Planbureau (CPB) op verzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft geschreven.

De raming van vijf- à tienduizend immigranten per jaar betreft de meest waarschijnlijke range waarin de uitkomst voor de netto immigratie zal uitkomen. Deze raming is gebaseerd op de actuele inzichten uit de literatuur en de meest recente gegevens over migratieontwikkelingen. In het licht van een aantal onzekerheden, zowel ten aanzien van het totale migratiepotentieel als de bestemming van migranten, valt een hogere uitkomst echter niet uit te sluiten.
Na 2006 zal de netto instroom van immigranten naar verwachting geleidelijk dalen. De snelheid waarmee dat gebeurt, is onder meer afhankelijk van de overgangstermijnen die de ons omringende landen zullen hanteren alsook van de ontwikkeling in de conjunctuur.

Omdat de betrokken immigranten direct na binnenkomst geen recht hebben op een bijstandsuitkering, hebben ze een relatief sterke prikkel om een baan te accepteren. Het is daarom aannemelijk dat een deel van hen terecht zal komen op moeilijk vervulbare vacatures, die ondanks de ruime arbeidsmarkt nog steeds bestaan. Voor het overige zullen zij ingezetenen van de arbeidsmarkt verdringen, wat tijdelijk leidt tot meer werkloosheids- en bijstandsuitkeringen.
Indien het aantal immigranten niet boven de vijfduizend uitkomt, is het denkbaar dat alle immigranten terecht zullen komen op moeilijk vervulbare vacatures, zodat dan het aantal uitkeringen niet hoeft te stijgen. Indien er tienduizend immigranten naar Nederland komen terwijl deze niet inzetbaar blijken te zijn op moeilijk vervulbare vacatures, dan kan het aantal uitkeringen stijgen met maximaal negenduizend in 2006. Dit komt overeen met een netto budgettair beslag van circa 70 miljoen euro. Het aantal additionele werkloosheids- en bijstandsuitkeringen loopt na 2006 terug richting nul.

Op lange termijn is de winst van immigratie voor de ingezetenen gering, c.q. verwaarloosbaar klein. Weliswaar neemt de productie toe, maar het grootste deel van de opbrengst valt toe aan de immigranten en buitenlandse kapitaalverschaffers. Een en ander geldt onder de veronderstelling dat het effect van immigratie op de collectieve sector neutraal is. Aangezien de immigranten voornamelijk actief worden in laagbetaalde banen, is een substantieel positief budgettair effect op lange termijn niet aannemelijk.

Naast immigranten die zich in Nederland vestigen, komen er ook nu al seizoensarbeiders naar ons land. Zij vinden voornamelijk tijdelijk werk in de tuinbouw. In 2003 bedroeg het aantal seizoensarbeiders uit de toetredingslanden circa tienduizend. Het is niet op voorhand duidelijk of het aantal seizoenswerkers zal stijgen of dalen door het invoeren van vrij werknemersverkeer.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

Tevens is gevraagd naar de effecten daarvan voor de Nederlandse economie en -arbeidsmarkt. Dit naar aanleiding van het debat over de wijze en de termijn waarop Nederland het vrij verkeer van werknemers zal implementeren ten aanzien van de nieuwe EU-lidstaten. De verschillende overgangstermijnen die andere EU-lidstaten zullen hanteren, kunnen invloed hebben op deze migratie.

Hieronder volgt de analyse. Deze is enerzijds gebaseerd op recent onderzoek naar de migratie-effecten van de komende uitbreiding van de EU, en anderzijds op eigen analyses naar de economische effecten van immigratie. We concentreren ons op de toetreding van 8 lidstaten uit Midden- en Oost-Europa (MOE 8 = Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Estland, Letland, Litouwen) en laten de kleine landen Cyprus en Malta buiten beschouwing. Ook Bulgarije en Roemenië, die pas later zullen toetreden tot de EU, blijven buiten de analyse.