4 oktober 2006

Beoordeling projecten ruimtelijke economie, innovatie en onderwijs; analyse ten behoeve van de FES-meevaller 2006.

Wisselend beeld investeringsvoorstellen aardgasbaten

Persbericht
Meevallende aardgasbaten in 2006 zorgen ervoor dat er opnieuw extra middelen beschikbaar komen voor investeringsprojecten. Op verzoek van het kabinet heeft het CPB in totaal 43 voorstellen beoordeeld op het gebied van onderwijs, innovatie en ruimtelijke economie. Deze beoordelingsronde levert een wisselend beeld op.

De voorstellen op onderwijsterrein scoren het meest gunstig: de helft van de voorstellen levert bij uitvoering naar verwachting een positief maatschappelijk rendement op. Het beeld van de innovatieprojecten is verbeterd ten opzichte van de vorige ronde in 2005, toen de oogst mager was. Voor veel voorstellen op het terrein van de ruimtelijke economie bestaan nog belangrijke verbeterpunten.

Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag verschenen CPB Document 'Beoordeling projecten ruimtelijke economie, innovatie en onderwijs: Analyse ten behoeve van de FES-meevaller 2006'. Het CPB heeft de toetsing uitgevoerd op verzoek van het Kabinet, de Interdepartementale Commissie voor de Ruimtelijke Economie (ICRE) en de Commissie voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (CWTI). De analyse van het CPB draagt informatie aan ten behoeve van de politieke besluitvorming.
Het gaat om 17 projecten op het terrein van ruimtelijke economie, 16 kennis- en innovatieprojecten en 10 onderwijsprojecten. Een Commissie van Wijzen heeft, parallel aan de CPB-beoordeling, onder meer de wetenschappelijke kwaliteit van de innovatievoorstellen beoordeeld.

CPB-aanpak beoordelingen

Centraal in de analyse staat de vraag in hoeverre projecten de maatschappelijke welvaart vergroten. Het CPB hanteert een breed welvaartsbegrip, waarbij niet alleen financieel-economische effecten, maar ook andere zaken waar mensen waarde aan toekennen, zoals natuur, milieu en gezondheid, een rol spelen.
De gebruikte beoordelingscriteria zijn, net als bij eerdere beoordelingsrondes:

  • Legitimiteit/subsidiariteit: ligt overheidsingrijpen in de rede? En in hoeverre is er een taak weggelegd voor de rijksoverheid, of ligt betrokkenheid van andere overheden meer in de rede?
  • Effectiviteit: in hoeverre draagt een project bij aan de met dit project beoogde doelen?
  • Efficiëntie: hoe verhouden de verwachte baten van een project zich tot de kosten?

Het CPB heeft de projecten ingedeeld in drie categorieën: gunstig, gemengd, en ongunstig. Gunstige projecten kennen een gunstige verhouding van verwachte maatschappelijke kosten en baten, ook al zijn die baten niet altijd goed in geld uit te drukken. Bij gemengde projecten bestaan belangrijke verbeterpunten. Als 'ongunstig' beoordeelde projecten verlagen naar verwachting bij uitvoering de maatschappelijke welvaart.
Met een ongunstige beoordeling wordt geen uitspraak gedaan over de geformuleerde doelen of strategieën. Een project kan een zeer nastrevenswaardig doel hebben waarbij overheidsbetrokkenheid ook echt in de rede ligt, maar als het project dat doel gezien de baten niet goed weet te bereiken of tegen te hoge kosten, dan zal het oordeel toch negatief uitvallen.

Onderwijs

Vijf van de tien voorstellen zijn als gunstig beoordeeld. Deze vijf omvatten onder meer een experimenteer- en onderzoeksbudget binnen het onderwijs, en het tijdelijk subsidiëren van kansrijke projecten die meer rendement en excellentie in het hoger onderwijs proberen te realiseren door bijvoorbeeld differentiatie van collegegeld en selectie aan de poort. Andere voorbeelden zijn het verbeteren van de aansluiting tussen het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven vooral voor kwetsbare groepen, en het digitaliseren en breed toegankelijk maken van audiovisueel materiaal.
Een versnelling van initiatieven rond voor- en vroegschoolse educatie is één van de projecten die als gemengd is beoordeeld. Verbeterpunten betreffen de uitwerking van de probleemanalyse en een gefaseerde invoering.
Drie projecten scoren ongunstig. Het betreft de realisatie van een internationale school in Eindhoven, investeringen in zogenaamde 'brede scholen' en het opzetten van ICT-werkplekken voor leraren. Voor de internationale school bestaan belangrijke kanttekeningen rond de legitimiteit van overheidsingrijpen. Daarnaast bestaan in Eindhoven al twee locaties waar internationaal onderwijs wordt aangeboden. Bij het project 'brede scholen' zijn het ontbreken van een goede probleemanalyse en de mate van uitwerking de belangrijkste knelpunten. Bij het project 'ICT-werkplekken voor leraren' wegen de kosten niet op tegen de baten.
Een belangrijke aanbeveling bij diverse onderwijsvoorstellen betreft het zorgvuldig opzetten van experimenten om tussentijds te kunnen evalueren en bijsturen (o.a. 'Offensief ondernemerschap in het onderwijs' en 'Versnelling doelstelling vroegschoolse educatie'). Een ander veel voorkomend aandachtspunt was het ontbreken van selectiecriteria. Het vooraf opstellen van goede criteria om projecten te selecteren is een cruciale voorwaarde voor een efficiënte inzet van middelen (o.a. 'Beroepsonderwijs in bedrijf', 'ICT-werkplekken' en 'Brede school').

Kennis en innovatie

Zes van de 16 voorstellen op het gebied van kennis en innovatie zijn gunstig beoordeeld. Drie van deze voorstellen hebben betrekking op de volksgezondheid: de ontwikkeling van een vaccin tegen het zogenaamde RS-virus, een bijdrage aan de ontwikkeling van een vaccin tegen de vogelgriep en de opzet van ICT-infrastructuur voor zogenaamde 'biobanken' van patiënten. Daarnaast kwam onder meer de opzet van een Technologisch Topinstituut Watertechnologie als gunstig uit de bus. De projecten zijn goed onderbouwd, zowel financieel als organisatorisch. Hoewel de baten niet goed in geld zijn uit te drukken, is de verwachting dat de kosten in redelijke verhouding staan tot de baten.
De opzet van het CTMM, het 'Centre for Translational Molecular Medicin', dat een vroegtijdige diagnose en gepersonaliseerde behandeling van patiënten beoogt, is als gemengd beoordeeld. Een versnelling van ontwikkelingen in de markt kan wenselijk zijn. Private partijen zouden echter meer moeten bijdragen en ook de onderbouwing van het voorstel is voor verbetering vatbaar.
Zeven voorstellen zijn als ongunstig beoordeeld. Voor diverse projecten (onder meer 'Nano4vitality', 'Software als service', 'Technologie ontwikkelingsfonds water' en 'Grasp') bestaan belangrijke kanttekeningen bij de legitimiteit van overheidsingrijpen. Een veel voorkomend argument dat de risico's te hoog worden geacht, is geen reden voor overheidsingrijpen. De overheid is niet de partij om bedrijfseconomisch onrendabele projecten op te pakken, tenzij daar voldoende maatschappelijke baten tegenover staan die niet door de private partijen te incasseren zijn. Andere redenen voor een ongunstige beoordeling zijn een matige uitwerking en onderbouwing ('Delta-instituut', 'Klimaatbestendig Nederland') of het feit dat niet duidelijk is wat het project toevoegt aan de vele initiatieven die al bestaan op een desbetreffend terrein ('Nano4vitality' en 'Delta-instituut').

Ruimtelijke economie

Eén project en 2 projectonderdelen, van de in totaal 17 projecten (met 21 projectonderdelen), scoren gunstig. Het gaat om benuttingsmaatregelen voor het hoofdwegennet, de aanleg van een ongelijkvloerse kruising met het spoor bij Moordrecht en de sanering van een pijpleiding in Groningen.
Bij tien project(onderdel)en bestaat een gemengd beeld. Het gaat om 5 zogenaamde 'integrale gebiedsopgaven' (onder andere 'Hoeksche Waard', 'Klavertje 4 Venlo', 'Eindhoven A2-zone'). In de uitwerking van de voorstellen zijn diverse verbeteringen mogelijk. Bij drie mobiliteitsprojecten (luchtvaart, binnenvaart en wegen) signaleert het CPB aandachtspunten rond de samenhang met prijsbeleid en luchtkwaliteit en rond de hoogte van de private bijdragen. Ook twee voorstellen om de luchtkwaliteit te verbeteren (lokale maatregelen in steden en 'retrofit roetfilters') krijgen een gemengd oordeel. De lokale maatregelen dienen nog nader te worden uitgewerkt, bij de retrofit roetfilters bestaan nog grote onzekerheden over de werking ervan.
Acht project(onderdel)en verlagen naar verwachting de maatschappelijke welvaart. Het gaat onder meer om gebiedsontwikkelingsprojecten rond Schiphol (Werkstad A4), in Apeldoorn, in Groningen en in Scheveningen en de aanleg van een propeenleiding. Bij de gebiedsontwikkelingsprojecten wegen naar verwachting de baten niet op tegen de kosten. Bij de propeenleiding lijkt het effect op de veiligheid beperkt en bestaan vraagtekens bij de legitimiteit van overheidsingrijpen.

Een volledig overzicht van alle 43 beoordelingen op de gebieden ruimtelijke economie, innovatie en onderwijs staat in de bijlage bij CPB Document 130 en is eveneens beschikbaar als PDF-bestand op de website van het CPB

Contactpersonen

Lees ook het bijbehorende persbericht

De CWTI, de Commissie voor Wetenschaps-, Technologie en Innovatiebeleid, heeft dit verzoek gedaan voor 16 projecten binnen het domein van kennis en innovatie, terwijl het Kabinet het CPB heeft verzocht 10 projecten te toetsen op het terrein van onderwijs. Deze publicatie bevat een globale toetsing van de 43 projecten in de uiteenlopende domeinen. Uitgangspunt voor een beoordeling vormt de vraag of een project naar verwachting bijdraagt aan de maatschappelijke welvaart. Het doel van de beoordeling is om informatie aan te dragen voor afweging door het Kabinet. Gezien de beperkte tijdspanne van het project, heeft de analyse het karakter van een quick scan.

Sleutelwoorden: FES, ICRE, beoordeling, legitimiteit, effectiviteit, efficiëntie, kennis, innovatie, onderwijs, ruimtelijke economie

Auteurs