2 april 2002

Centraal Economisch Plan (CEP) 2002

Centraal Economisch Plan 2002

Persbericht
Nu de wereldeconomie weer opkrabbelt uit het conjuncturele dal, trekt ook de economische groei in Nederland weer aan tot 1,5% in 2002 en 2,5% volgend jaar. Het Nederlandse groeitempo blijft dit jaar en volgend jaar echter net als afgelopen jaar achter bij de rest van de Europese Unie.

Belangrijkste oorzaak is de relatief sterke stijging van de arbeidskosten per eenheid product, onder invloed van de krappe arbeidsmarkt. Die krapte houdt voorlopig nog aan, ondanks het feit dat de werkloosheid in de raming voor volgend jaar oploopt tot 4,5% van de beroepsbevolking.
De conjuncturele afkoeling in 2001 en 2002 werkt vertraagd door in de collectieve financiën, en zorgt via lagere belastingopbrengsten en toenemende uitkeringslasten voor het bijna wegsmelten van het begrotingsoverschot dit jaar en een begrotingstekort van naar verwachting 0,5% BBP volgend jaar.

  • groei Nederlandse economie trekt aan in 2002 en 2003, maar blijft achter bij rest van Europa
  • arbeidsmarkt blijft krap ondanks oplopende werkloosheid
  • vertraagde doorwerking conjunctuurontwikkeling zorgt volgend jaar voor begrotingstekort

Dit zijn enkele hoofdlijnen uit het samenvattende hoofdstuk van het Centraal Economisch Plan 2002, dat het Centraal Planbureau (CPB) vandaag heeft gepubliceerd.

Wereldconjunctuur komt uit het dal
Het wereldhandelsvolume zet naar verwachting vanaf het begin van dit jaar een krachtige groei in, na een duidelijke val in de loop van 2001. Door het lage startniveau blijft de wereldhandelsgroei in de raming voor 2002 nog beperkt tot 3,5%, maar voor volgend jaar is een toename met ruim 10% voorzien.
In de geïndustrialiseerde landen (behalve Japan) trekt de economische groei in 2002 voorzichtig aan: naar verwachting tot 1,75% voor de Europese Unie en 1,5% voor de Verenigde Staten. In 2003 zet deze opleving verder door, waarbij de voorziene toename van het BBP oploopt tot 3% in de EU en 3,5% in de VS.
Na de wereldwijde conjuncturele neergang vanaf de tweede helft van 2000 herstelt de Amerikaanse economie zich reeds vanaf het vierde kwartaal van 2001; er is echter nog steeds sprake van een gematigd groeitempo. Naar verwachting komt hier pas in de tweede helft van 2002 een einde aan, als de productiegroei weer boven de potentiële groei uit komt. De groeivertraging heeft dan acht tot negen kwartalen geduurd, ruim twee kwartalen langer dan gemiddeld in de periode sinds 1960. In de Europese Unie is de groei duidelijk later vertraagd dan in de VS. Toch zal de EU de neergaande fase waarschijnlijk niet veel later afsluiten, zodat de vertraging hier naar het zich laat aanzien beperkt kan blijven tot zeven kwartalen.
Voor de Japanse economie wordt dit jaar een krimp van 1% geraamd. Volgend jaar beleeft Japan met een BBP-groei van 1,25% waarschijnlijk een kleine conjuncturele opleving. Het is de vraag of dit voldoende is om de algemene malaise als gevolg van de structurele problemen waaronder Japan gebukt gaat, te doorbreken.
De niet-industrielanden kunnen het meest profiteren van de groei van de wereldhandel: de economische groei kan daar dit jaar 3,75% bedragen en volgend jaar 5,5%.

Groeivertraging in VS scherper dan in Europese Unie
De huidige conjuncturele neergang in de EU is niet alleen korter van duur, maar bovendien ook minder scherp dan in de VS. Over de hele periode vanaf 1960 is het gemiddelde negatieve effect van groeivertragingen op de productie in Amerika ongeveer het dubbele van dat in Europa. De Amerikaanse economie laat zowel in hoogconjunctuur als in laagconjunctuur grotere uitschieters zien dan Europa. Ook in de huidige periode van laagconjunctuur blijft in Europa de productie veel minder achter bij de potentiële groei dan in de VS: cumulatief 1,7% in de EU tegenover 4,0% in de VS.
De scherpe van de huidige teruggang in de VS blijkt voornamelijk te wijten aan de slechte uitvoerprestatie, als gevolg van de verslechterde prijsconcurrentiepositie en gelijktijdige groeivertragingen elders in de wereld. Europese exporteurs profiteren daarentegen van de lage euro.

Nederlandse groei blijft achter bij rest eurogebied door verslechtering concurrentiepositie
De Nederlandse economie kan al in de eerste helft van dit jaar profiteren van het verwachte herstel van de internationale conjunctuur. De opleving zal echter vooralsnog bescheiden zijn. Voor 2002 voorziet het CPB een economische groei van 1,5%. Volgend jaar kan de BBP-stijging aantrekken tot 2,5%.
Vooral vanwege de sterk verslechterde prijsconcurrentiepositie ten opzichte van de euro-concurrenten blijft het Nederlandse groeitempo in de periode 2001-2003 net als vorig jaar achter bij het gemiddelde in het eurogebied: over de drie jaren tezamen 1%-punt. In de periode 1988-2000 groeide de Nederlandse economie juist veel sneller, gecumuleerd 10%-punten. Hierdoor kon de werkloosheid in die periode sterk dalen. De krappe arbeidsmarkt heeft tot gevolg dat de arbeidskosten per eenheid product sinds 1998 sterker stijgen dan gemiddeld bij onze euroconcurrenten. Hierdoor staat de ontwikkeling van de uitvoer onder druk. Tot vorig jaar bood de stijgende dollar nog enig tegenwicht. In de raming ligt nu een geleidelijk dalende dollarkoers besloten.
De uitvoer zal in 2002 naar verwachting met 2% toenemen. Deze groei komt echter vrijwel volledig voor rekening van de wederuitvoer. Het volume van de binnenslands geproduceerde uitvoer neemt in de raming slechts met 0,5% toe. Dankzij het internationale conjunctuurherstel zal de exportgroei volgend jaar 6,5% kunnen bedragen. Hoewel de wederuitvoer ook in 2003 verreweg de grootste bijdrage aan deze groei levert, laat de binnenslands geproduceerde uitvoer dan naar verwachting een stijging zien van 2,75%. De exportgroei blijft echter ook in 2003 sterk achter bij de groei van de voor ons land relevante wereldhandel (8,25%), zodat voorlopig nog geen eind komt aan het verlies van het marktaandeel van Nederlandse producenten.

Consumptiegroei in 2002 groter dan toename beschikbaar inkomen
In de centrale projectie neemt de particuliere consumptie dit jaar met 2,75% toe. Daarmee groeit de consumptie iets sterker dan het reëel beschikbaar gezinsinkomen. Dit is een gevolg van de vertraagde doorwerking van de forse stijging van het reëel beschikbaar gezinsinkomen in 2001 door de invoering van het nieuwe belastingstelsel. Ook voor 2003 wordt een consumptiegroei van 2,75% geraamd, evenveel als de toename van het reëel beschikbaar gezinsinkomen volgend jaar.
Onder invloed van het toenemend belang van vermogenseffecten is de relatie tussen de ontwikkeling van reële inkomens enerzijds en de consumptie anderzijds de laatste jaren steeds minder stabiel geworden. Dit maakt de raming van de consumptie-ontwikkeling onzekerder dan voorheen. In de jaren 1996-1999, een periode van opgaande conjunctuur en in het bijzonder sterk stijgende huizenprijzen en aandelenkoersen, heeft het CPB de consumptie steeds onderschat. In 2001, het jaar van de conjuncturele omslag, is de consumptiegroei fors overschat. Net als de onderschatting in de periode 1996-1999 heeft dit vooral te maken met de moeilijk te voorspellen vermogensontwikkeling - afgelopen jaar vooral de dalende aandelenkoersen. Daarnaast kan ook de onzekerheid over de definitieve gevolgen van de belastingherziening op het beschikbaar inkomen een rol hebben gespeeld.

Arbeidsmarkt blijft krap ondanks oplopende werkloosheid
De terugval van de productiegroei in 2001 krijgt naar verwachting pas dit jaar zijn weerslag op de arbeidsmarkt. Het CPB voorziet voor zowel 2002 als 2003 een stagnatie van de werkgelegenheidsgroei in de marktsector. Dat de totale werkgelegenheid niettemin beide jaren met 0,5% kan groeien, komt volledig voor rekening van de collectieve sector.
De groei van het arbeidsaanbod bedraagt dit en volgend jaar naar verwachting 1%. Dit is meer dan de verwachte toename van de werkgelegenheid, zodat de werkloosheid voor het eerst sinds jaren weer zal gaan toenemen. Het werkloosheidspercentage stijgt van 3,3% in 2001 via 3,75% in 2002 tot 4,5% volgend jaar, een toename met bijna 100.000 personen in twee jaar tijd. Daarmee blijft de werkloosheid volgend jaar nog wel iets onder de geschatte evenwichtswerkloosheid. Dit betekent dat de arbeidsmarkt waarschijnlijk krap blijft, zij het minder krap dan in de afgelopen jaren.

Inflatie en loonstijgingen blijven hoog in 2002; in 2003 neemt druk op lonen en prijzen wat af
De krap blijvende arbeidsmarkt draagt eraan bij dat de lonen fors blijven stijgen. Ook de aanhoudend hoge inflatie zorgt voor een opwaartse druk op de nog af te sluiten CAO's. De gemiddelde contractloonstijging in de marktsector in 2002 zal naar verwachting op 4% uitkomen. Volgend jaar zal deze toename waarschijnlijk iets minder sterk zijn, namelijk 3,5%. In de raming daalt dan de inflatie, terwijl ook de spanning op de arbeidsmarkt, door de oplopende werkloosheid, vermindert. De prijzen zullen dit jaar naar verwachting nog met circa 3,25% stijgen, ondanks dalende invoerprijzen, een grotere arbeidsproductiviteitsgroei en het wegvallen van het effect van de BTW-verhoging. Behalve vertraagde doorberekening van eerdere kostenstijgingen heeft wellicht ook de overgang op de euro hier enige invloed. Volgend jaar neemt de inflatie in de raming af tot 2,5%.
Bij deze ontwikkeling van lonen en prijzen zal de winstgevendheid dit jaar marginaal verslechteren, maar volgend jaar naar verwachting weer iets kunnen verbeteren. Ondanks deze verbetering blijft de winstgevendheid nog altijd substantieel lager dan eind jaren negentig. Gemiddeld lag de kapitaalinkomensquote in de marktsector afgelopen jaar bijna 4%-punt onder het niveau van 1988. In sommige bedrijfstakken is de winstgevendheid echter veel harder teruggelopen: in de metalektro-industrie en de landbouw is de kapitaalinkomensquote sinds 1988 met meer dan 10%-punt gedaald.

Collectieve sector: vertraging doorwerking conjuncturele ontwikkeling zorgt voor begrotingstekort in 2003
Bij ongewijzigd beleid slinkt het begrotingsoverschot dit jaar naar verwachting tot 0,1% BBP, om volgend jaar - bij beleidsarme uitgangspunten - om te slaan in een begrotingstekort van 0,5% BBP. De vertraagde doorwerking van de conjuncturele tegenwind in 2001 en 2002 is verantwoordelijk voor de feitelijke verslechtering van de overheidsfinanciën. Belangrijkste factor zijn de belastingontvangsten, die met vertraging reageren op de conjunctuur. Voorts neemt naar verwachting het aantal werkloosheids- en bijstandsuitkeringen toe, terwijl tegelijkertijd de werkgelegenheidgroei gering is. Dit heeft tot gevolg dat de verhouding tussen het aantal inactieven en actieven (i/a-ratio) in 2002 voor het eerst sinds 1993 toeneemt, tot ongeveer 66%; in de raming voor 2003 stijgt deze verder tot ruim 67%.
Het totaal van de collectieve uitgaven komt in de raming voor 2002 nagenoeg uit op het plafond dat in het regeerakkoord 1998 was neergelegd. Uitgavenmeevallers in de sectoren sociale zekerheid/arbeidsmarkt en rijksbegroting zijn en worden in de jaren 1999-2002, de huidige kabinetsperiode, gebruikt voor intensiveringen in vooral zorg en onderwijs.
Bij ongewijzigde belasting- en premietarieven daalt de collectieve lastendruk volgend jaar aanzienlijk, van 40,6% BBP in 2002 tot 39,8% BBP in 2003. Een van de oorzaken is de uitholling van de belastinggrondslag, onder meer door stijgende pensioenpremies. Andere factoren zijn onder meer de lage omzetten op de woningmarkt (overdrachtsbelasting) en de automarkt (BPM) en het wegvallen van incidentele meevallers bij de dividendbelasting en de successierechten.

Onzekerheden rond consumptie en eurokoers
Vanwege de hierboven geschetste onzekerheden rond de consumptieraming is berekend wat de gevolgen zouden zijn als gezinnen in 2002 0,75%-punt minder zouden consumeren, waardoor de spaarquote verder zou oplopen. Dit beperkt de economische groei in 2002 met 0,3%-punt, waardoor de werkgelegenheid in 2003 0,2-punt lager uitkomt. De arbeidsproductiviteit en de bezettingsgraad komen in dat geval wat lager uit, wat tot enige neerwaartse druk op lonen en prijzen leidt. De investeringen groeien in deze onzekerheidsvariant met 0,3%-punt minder zowel in 2002 en 2003 (gecumuleerd 0,6%).
Een tweede onzekerheidsvariant in het CEP betreft de eurokoers. Als kleine open economie is Nederland relatief gevoelig voor veranderingen in de externe waarde van de euro. Als de eurokoers zowel dit jaar als volgend jaar vijf dollarcent lager is dan de aanname in de centrale projectie, dan heeft dit een gunstig effect op de prijsconcurrentiepositie van de eurolanden. De Nederlandse uitvoer neemt dan in 2003 gecumuleerd 1,2% toe. Dit leidt in deze onzekerheidsvariant tot een toename van de BBP-groei van 0,4%. Keerzijde is dat de inflatie dit jaar 0,3%-punt en volgend jaar 0,6%-punt hoger uit zal komen dan in de centrale projectie.

CPB onderstreept belang van gematigde loonontwikkeling
Sinds 1997 nemen de arbeidskosten per eenheid product in de Nederlandse verwerkende industrie beduidend sterker toe dan bij de buitenlandse concurrenten in het eurogebied. De gevolgen van deze verslechtering werken met een behoorlijke vertraging door, maar worden nu steeds meer zichtbaar. De vertraagde doorwerking betekend ook dat de bakens tijdig verzet moeten worden om te voorkomen dat nu voor langere tijd de groei in Nederland lager uitkomt en de inflatie hoger dan elders in het eurogebied. De sleutel hiervoor ligt bij een gematigde ontwikkeling van de contractlonen. Ter illustratie is bekeken wat de gevolgen zouden zijn van een gematigder loonontwikkeling van 0,5% in 2002 en 1% in 2003. De positieve effecten hiervan op de groei zijn pas op middellange termijn te verwachten. In 2006 levert deze onzekerheidsvariant een positief effect op het BBP van 0,2%-punt op. Het effect op de werkgelegenheid in de marktsector is groter; deze zou in dat geval in 2006 0,6%-punt hoger zal uitkomen.

Het volledige Centraal Economisch Plan 2002 verschijnt donderdag 11 april 2002. Daarin komen naast de hierboven genoemde onderwerpen onder meer ook de ontwikkelingen in afzonderlijke bedrijfstakken aan de orde. Speciaal onderwerp in het CEP 2002 is 'Zakelijke dienstverlening en de productiviteitsagenda'.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

Het Centraal Economisch Plan (CEP) wordt jaarlijks in maart/april gepubliceerd.

Lees meer over