20 juni 2018

Circulaire economie: economie en ecologie in balans

Circulaire economie begint bij beprijzing milieuschade

Persbericht
Beprijzing van milieuschade is belangrijk om tot een meer circulaire economie te komen. Dit werkt het beste als de schade wordt belast bij de veroorzaker ervan. De winst is vooral te behalen bij vervuilende bedrijven. Een volledig circulaire economie is vanwege de aanzienlijke maatschappelijke kosten echter onverstandig. Dit zijn enkele conclusies uit de zojuist verschenen publicatie van het Centraal Planbureau ‘Circulaire economie: Economie en ecologie in balans’.

Het gebeurt nu nog maar zelden dat producenten betalen voor de schade die zij aan het milieu toebrengen. Als dit wel zou gebeuren, houden bedrijven beter rekening met milieuschade, gaan ze duurzamer om met materialen en zullen ze producten maken die gemakkelijker te repareren zijn, vaker recyclebaar en beter te hergebruiken. Consumenten kunnen hierdoor eveneens een betere afweging maken tussen reparatie, hergebruik of weggooien. Bovendien stimuleert een belasting de ontwikkeling van schone technieken. Beprijzing kan ook effectief zijn om afval te verminderen. Bij de vormgeving ervan moet er wel rekening mee worden gehouden dat mensen hun afval elders gaan dumpen.

Een snelle overgang naar een meer circulaire economie brengt aanpassingskosten met zich mee: beroepen verdwijnen en bedrijven kunnen failliet gaan. Er komen nieuwe activiteiten voor in de plaats, maar dat duurt even. Uiteindelijk zullen de omvang van de economie en de werkgelegenheid in Nederland niet groter zijn, maar wel anders van samenstelling. Het is wel verstandig om milieubelastingen geleidelijk in te voeren, zodat er tijd is om aan de overgang te wennen. Duurzame innovatie zou daarbij gelijk vanaf het begin stevig kunnen worden bevorderd en later kunnen worden afgebouwd.

Achterliggende bijdragen:

Lees ook de achterliggende bijdragen:

De toenemende aandacht voor circulaire economie komt voort uit het besef dat de huidige manier van produceren en consumeren niet duurzaam is. Wereldwijd verbruiken we steeds meer grondstoffen en tasten daarbij het milieu aan door de vervuiling die ontstaat bij de winning van grondstoffen, de verwerking daarvan tot materialen en producten, en bij het afval. Dit is het gevolg van ontbrekende of slecht werkende markten.

In deze policy brief kijken we met een brede, welvaartseconomische blik naar de circulaire economie, de samenhangende problemen van grondstoffenuitputting en milieuschade, en de aangrijpingspunten voor beleid. Op dit moment zorgen de prikkels – die het gedrag van producenten en consumenten bepalen – voor een onvoldoende efficiënte omgang met grondstoffen, materialen en afval vanuit maatschappelijk perspectief. De kern van de oplossing is dan ook om deze prikkels zo in te richten, dat een doelmatiger gebruik tot stand komt.

Een krachtige manier die zorgt voor de juiste prikkels is het belasten van vervuilende bedrijven voor de veroorzaakte ecologische schade. Dit gebeurt nu nog maar weinig. Door een belasting houden bedrijven beter rekening met de schade, gaan ze duurzamer om met materialen en zullen ze hun producten meer circulair ontwerpen. Consumenten kunnen hierdoor eveneens een betere afweging maken tussen reparatie, hergebruik of weggooien. Bovendien maakt een belasting recycling kansrijker en stimuleert deze de ontwikkeling van schone technieken. Beprijzing kan ook effectief zijn om afval te verminderen; bij de vormgeving moet wel rekening worden gehouden met dumping.

Een snelle transitie naar een meer circulaire economie brengt aanpassingskosten met zich mee: beroepen verdwijnen en bedrijven kunnen failliet gaan. Er komen nieuwe activiteiten voor in de plaats, maar dat duurt even. Uiteindelijk zullen het verdienvermogen en de werkgelegenheid in Nederland niet groter zijn, maar wel anders van samenstelling. Het is wel verstandig om beleid geleidelijk in te voeren om een al te ontwrichtende overgang te voorkomen. Duurzame innovatie zou daarbij gelijk vanaf het begin stevig kunnen worden bevorderd en later kunnen worden afgebouwd.

20 juni 2018
In deze studie analyseren we markten voor niet-hernieuwbare grondstoffen. Dit zijn grondstoffen waarvan de hoeveelheid gegeven is op de menselijke tijdschaal vanwege het tempo waarin zij zich vernieuwen. Hiertoe behoren o.a. mineralen, metaalertsen en fossiele energiedragers. Beleidsmakers maken zich zorgen over toekomstige uitputting van dit type grondstoffen en over de leveringszekerheid. Wij onderzoeken in hoeverre de werking van markten deze problemen kan oplossen. Daartoe bestuderen we hoe grondstoffenmarkten werken, waar marktfalen optreedt en wat een rol voor beleid zou kunnen zijn.

Onze belangrijkste bevindingen zijn de volgende. Volgens de economische theorie leiden goed werkende grondstoffenmarkten tot een maatschappelijk optimaal winningstempo van niet-hernieuwbare grondstoffen op lange termijn, als de private discontovoet niet afwijkt van de maatschappelijke. Grondstoffenmarkten hebben echter te maken met een aantal marktfalens.  Onbeprijsde milieuschade is een belangrijk marktfalen. Ook te weinig innovatie voor schone en zuinige technologie, marktmacht en geopolitieke verwikkelingen spelen een rol. Marktmacht op zichzelf leidt vaak in eerste instantie tot te hoge prijzen en een te laag winningstempo , maar strategische reacties kunnen in verschillende omstandigheden tot een verschillend resultaat leiden. De andere marktfalens leiden eerder tot te veel milieuvervuiling en te snelle winning. Voor het nadenken over beleidsopties is zeker ook de interactie tussen marktfalens van belang. 

De belangrijkste beleidsoptie om het marktfalen tegen te gaan is het belasten van de milieuschade, zo dicht mogelijk bij de bron. Dit is een doelmatige manier om vervuiling terug te dringen die ook helpt om groene innovatie te stimuleren. De optie van belasten kan worden toegepast voor milieuschade die in Nederland ontstaat door verwerking van grondstoffen. In het ideale geval gebeurt dit internationaal gecoördineerd, maar Nederland kan ook eenzijdige stappen nemen om milieuschade op een budgettair neutrale manier in te prijzen. Het effect hiervan op de Nederlandse concurrentiepositie is beperkt. Voor milieuschade die in het buitenland ontstaat, heeft Nederland geen directe invloed. Als het niet lukt om internationale afspraken te maken over het inprijzen van de milieuschade, valt te denken aan opties als het hanteren van certificeringsmechanismen of het afsluiten van convenanten. 

Vanwege de samenloop van marktfalens rond groene innovatie is het waarschijnlijk niet voldoende om alleen de milieuschade in te prijzen om te komen tot een maatschappelijk optimaal niveau. Aanvullend beleid kan innovatie bevorderen van zowel de aanbod- als de vraagzijde. Bij marktmacht en geopolitieke verwikkelingen is een rol voor overheden (deels internationaal) weggelegd in de vorm van handelsbeleid, diplomatie en informatievoorziening.

Auteurs

Gerbert Romijn
Krista Jansema-Hoekstra
Thijs Oostveen
Ben Vader

Auteurs

Gerbert Romijn
Krista Jansema-Hoekstra
Ben Vader

Lees meer over