15 september 2005

De effectiviteit van de innovatievoucher 2004

Innovatievoucher stimuleert opdrachten van MKB aan kennisinstellingen

Persbericht
De innovatievoucher stimuleert ondernemers in het midden- en kleinbedrijf (MKB) daadwerkelijk tot het geven van meer kennisopdrachten aan universiteiten, hogescholen en instellingen als TNO. Van elke tien beschikbaar gestelde innovatievouchers worden er acht gebruikt voor een opdracht die zonder zo'n tegoedbon niet verleend zou zijn.

Of innovatievouchers MKB'ers ook stimuleren tot structurele interactie met kennisinstellingen, en tot meer innovatie, moet blijken uit vervolgonderzoek.

Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag verschenen CPB Document De effectiviteit van de innovatievoucher 2004. De innovatievoucher is een tegoedbon met een waarde van 7500 euro, te besteden bij kennisinstellingen als universiteiten, hogescholen en TNO. De Nederlandse overheid heeft de innovatievoucher in 2004 geïntroduceerd met als doel de interactie tussen kennisinstellingen en het MKB te bevorderen. De analyse is gebaseerd op een telefonische enquête onder een homogene groep MKB-bedrijven met en zonder innovatievoucher die zich hebben aangemeld voor de eerste ronde van de 'pilot innovatievoucher' in september 2004.

Van elke tien beschikbare innovatievouchers worden er acht gebruikt voor een kennisopdracht die zonder voucher niet zou zijn verleend. Er zijn aanwijzingen dat een beperkt deel hiervan niet zozeer een extra opdracht betreft, als wel een opdracht die in de tijd naar voren is gehaald. Eén op de tien vouchers wordt gebruikt voor een opdracht die zonder voucher ook zou zijn verleend, en eveneens één op de tien vouchers wordt niet gebruikt.

Van kennisopdracht naar innovatie
Voor een totaalbeeld van de innovatievoucher dient niet alleen het aantal extra opdrachten, maar ook de toegevoegde waarde van die opdrachten voor de MKB'ers en voor de maatschappij als geheel in ogenschouw te worden genomen. Als blijkt dat MKB-bedrijven op eigen kosten vervolgopdrachten plaatsen, of als blijkt dat zulke ondernemingen door een extra opdracht meer innoveren, dan is die toegevoegde waarde aannemelijk. Het is echter nog te vroeg om deze twee indicatoren te kunnen observeren; vervolgonderzoek over een of twee jaar is zinvol.

Een zekere toegevoegde waarde kan ook gegarandeerd worden door bij de voucher een eigen bijdrage van de MKB'er te verlangen. Dat stimuleert ondernemers om zich alleen aan te melden voor een voucher wanneer hun bedrijf ook zelf een duidelijk belang bij de kennisuitwisseling heeft. In de eerste ronde van de 'pilot innovatievouchers' is geen eigen bijdrage verplicht gesteld.

Verloting
Omdat de vouchers wegens grote belangstelling verloot moesten worden - er waren 1044 gegadigden voor 100 beschikbare vouchers -, is het effect van de innovatievoucher goed en overtuigend te meten. Dit effect is namelijk het verschil in innovatiegedrag tussen de ingelote MKB'ers en de uitgelote MKB'ers. Andere verklaringen voor zo'n verschil zijn niet aannemelijk, omdat zij naar verwachting zowel voor de ingelote als de uitgelote ondernemingen gelden. De innovatievoucher is daarmee een voorbeeld van hoe met een goed doordachte vormgeving overtuigende inzichten in bepaalde effecten van een beleidsinstrument kunnen worden verkregen.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

Dit document meet de effectiviteit (output) van dit beleidsinstrument en maakt daarbij gebruik van het feit dat de vouchers door middel van loting zijn toegekend.

De centrale conclusie is dat de innovatievoucher MKB-ers aanzet tot veel extra opdrachten aan kennisinstellingen. Van elke tien beschikbaar gestelde innovatievouchers worden er acht gebruikt voor opdrachten die zonder voucher niet verleend zouden zijn, wordt er één gebruikt voor een opdracht die zonder voucher ook verleend zou zijn, en wordt één voucher niet gebruikt.

Voor een totaalbeeld van het voucherprogramma dient echter ook de toegevoegde waarde van contacten met een kennisinstelling voor de MKB-er en voor de maatschappij als geheel (outcome van het beleidsinstrument) in ogenschouw te worden genomen. Hiervoor is op dit moment nog onvoldoende informatie beschikbaar.

Auteurs

Maarten Cornet
Björn Vroomen
Marc van der Steeg