9 september 2008

De Interne Markt en de Nederlandse economie: implicaties voor handel en economische groei

De Europese Interne Markt levert de Nederlandse burger jaarlijks zo'n 2000 euro op

Persbericht
De Interne Markt is één van de grootste successen van 50 jaar Europese samenwerking. Als gevolg van marktintegratie in de Europese Unie (EU) is de handel substantieel toegenomen, in Nederland nog meer dan gemiddeld in de EU.

In 2005 heeft de goederenhandel ongeveer 2 à 3% bijgedragen aan het bruto binnenlands product (BBP) in de EU. Voor Nederland is de BBP-bijdrage met 4 à 6% nog groter, wat neerkomt op ongeveer 1500 tot 2200 euro per inwoner per jaar. Op lange termijn kan het inkomen in Nederland zelfs 15% hoger zijn dan zonder interne markt.

Dit zijn de belangrijkste conclusies uit het CPB Document 'The Internal Market and the Dutch Economy'. Bij de totstandkoming van deze effecten is achtereenvolgens gekeken naar de Interne Markt voor goederen, diensten en kapitaal.

De Interne Markt voor goederen
Acht procent van de export en import van goederen door de EU kan aan de ontwikkeling van de Interne Markt worden toegeschreven. Dit percentage komt bovenop de toename van de handel door globalisering. Zonder Interne Markt zou de handel tussen de EU-lidstaten ook gegroeid zijn, maar minder hard. Voor Nederland zijn de effecten nog groter: 18% van de goederenexport kan worden toegeschreven aan de Interne Markt. Voor de Nederlandse import is dit 12%. Een reden voor dit grotere effect is dat een groter gedeelte van de Nederlandse goederenhandel op de EU geconcentreerd is in vergelijking met de goederenhandel van de EU in zijn geheel.

De uitbreiding van de EU met Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk in 1973 en met Spanje en Portugal in 1986 hebben een belangrijk effect gehad op de betekenis van de Interne Markt. Voor de recente uitbreidingen in 2004 en 2007 is het nog te vroeg om duidelijke conclusies te trekken.

De Interne Markt voor diensten
Van de Europese handel in diensten kan 5% worden toegeschreven aan de Interne Markt. Voor Nederland zijn de effecten vergelijkbaar. Het is niet verrassend dat de Interne Markt minder aan de handel in diensten heeft bijgedragen dan aan de handel in goederen, omdat voor goederen grotere integratiestappen zijn gezet, zoals het beleidsprogramma voor de Interne Markt tussen 1986 en 1992. Recente EU-initiatieven om de handel in diensten te stimuleren, zoals de Dienstenrichtlijn die in 2009 wordt ingevoerd, zouden dit effect verder kunnen vergroten.

De Interne Markt voor kapitaal
De Interne Markt heeft ook positief bijgedragen aan de directe buitenlandse investeringen. 19% van de totale buitenlandse directe investeringen in Nederland is het gevolg van de Interne Markt. Voor de totale directe investeringen van Nederlandse bedrijven in het buitenland is dit 15%. Voor de EU in zijn geheel zijn deze effecten iets kleiner.

De effecten op binnenkomende investeringsstromen zijn groter dan die op uitgaande investeringen, omdat het zowel voor Europese, als voor niet-Europese bedrijven aantrekkelijk is om in Europa te investeren vanwege de Interne Markt. Vooral in de jaren negentig zijn de buitenlandse investeringen fors toegenomen. Met name de EU-uitbreiding met Oostenrijk, Finland en Zweden heeft flink aan dit interne-markteffect bijgedragen.

Het effect van de Interne Markt op het inkomen
Nadat het interne-markteffect op de handel in goederen en diensten en op de directe buitenlandse investeringen is vastgesteld, kunnen de gevolgen voor de welvaart in termen van extra inkomen worden berekend. Extra handel en investeringen stimuleren de productie en de concurrentie en op langere termijn ook innovatie en productiviteit. In 2005 heeft de goederenhandel binnen de Interne Markt voor ongeveer 4 tot 6% bijgedragen aan het inkomen in Nederland, dat wil zeggen 1500 tot 2200 euro per hoofd van de bevolking extra. Het BBP-effect voor Nederland is groter dan de 2 à 3% BBP-toename voor de EU gemiddeld, omdat de openheid van de Nederlandse economie relatief groot is en de Interne Markt een groter effect op de Nederlandse goederenhandel heeft.

Het duurt decennia voordat de effecten op productiviteit en inkomen volledig gerealiseerd zijn. Volgens de inschatting van het CPB is op dit moment nog niet het geval. De schattingen laten een bandbreedte van uitkomsten zien waarin het inkomenseffect maximaal kan oplopen tot 9% van het BBP per hoofd voor de EU; voor Nederland is dat effect nog iets groter, maximaal 15% van het BBP als we alleen naar de goederenhandel kijken. De huidige stand van integratie van de diensten en kapitaalmarkten voegt nog maximaal drie procentpunten extra inkomen aan het lange-termijneffect toe. Hiervan is slechts een zeer beperkt deel gerealiseerd, omdat de integratie van de diensten- en kapitaalmarkten veel later op gang is gekomen dan de die van de goederenmarkten.

Contactpersonen

Lees ook het bijbehorende persbericht.

Acht procent van de totale handel in goederen door de EU-landen kan worden toegeschreven aan de IM en 5 procent van de handel in diensten. De IM heeft een grotere bijdrage aan de DBI-voorraad geleverd. Voor Nederland zijn de IM-effecten van de goederenhandel ongeveer twee keer zo groot. De resultaten voor dienstenhandel en DBI zijn in lijn met het EU-gemiddelde.

De tweede stap identificeert het effect van de extra handel op het inkomen. Met betrekking tot goederen heeft de IM ongeveer voor 2 tot 3 procent bijgedragen aan het BBP in de EU en voor 4 tot 6 procent in Nederland. Op de lange termijn kan het huidige niveau van IM integratie voor goederen en diensten voor bijna 10 procent aan het BBP in de EU-bijdragen en voor ongeveer 17 procent in Nederland.

Dit is een Engelstalige publicatie.

Downloads

Auteurs

Bas Straathof
Gert Jan Linders

Lees meer over