29 november 2001

De vestiging van R&D in Nederland: ontwikkelingen, determinanten en beleid

R&D-vestigingsklimaat in Nederland: concurrerend, maar niet in absolute top binnen OESO

Persbericht
Het R&D-vestigingsklimaat in Nederland is concurrerend in vergelijking met andere OESO-landen, maar Nederland bezet geen plek in de absolute top. Ons land is een goede middenmoter: het R&D-arbeidsaanbod blijft wat achter, maar Nederland scoort goed op de kwaliteit van het onderzoek aan universiteiten en andere publieke kennisinstituten.

Er zijn geen aanwijzingen dat bedrijven stelselmatig R&D-activiteiten verplaatsen vanuit Nederland naar het buitenland.

Dit concludeert het CPB in het vandaag verschenen CPB Document 'The location of R&D in the Netherlands: Trends, determinants and policy' van onderzoekers Maarten Cornet en Marieke Rensman.

In Nederland verrichte R&D (Research en Development oftewel Speur- en Ontwikkelingswerk) draagt bij aan onze nationale welvaart. Een aantrekkelijk R&D-vestigingsklimaat prikkelt Nederlandse en buitenlandse bedrijven juist in ons land R&D te doen. Het CPB heeft onderzocht welke factoren hierbij bepalend zijn.

De R&D-vestigingsplaatskeuze van bedrijven
Vestigingsplaatskeuzes uit het verleden hebben een grote invloed op R&D-vestigingsplaatskeuzes in het heden. Bedrijven kiezen vaak voor een bestaande R&D-locatie om te profiteren van schaalgrootte en synergie, bijvoorbeeld in de vorm van ter plekke aanwezige kennis in de hoofden van mensen en organisaties. Ook buitenlandse bedrijven kiezen eerder voor Nederland wanneer zij hier reeds actief zijn met een fabriek, een distributiecentrum of een laboratorium.

De fysieke plaatsen waar R&D plaatsvindt in Nederland blijken weinig te veranderen over de tijd. De omvang van de R&D-activiteiten op die locaties kan in de loop van de jaren echter behoorlijk variëren. Ook de naam en nationaliteit van de eigenaar van de R&D-activiteiten kunnen veranderen door afsplitsingen, fusies en overnames. Sinds de jaren tachtig zijn diverse buitenlandse ondernemingen via fusies en overnames in Nederland actief geworden op het gebied van R&D.

Naast vestigingsplaatskeuzes uit het verleden zijn twee andere factoren bepalend voor de R&D-vestigingsplaatskeuze:

  • het arbeidsaanbod van onderzoekers en technici;
  • de kwaliteit van universiteiten en andere door de overheid gefinancierde kennisinstituten, en de mate waarin het bedrijfsleven de kennis van die instellingen kan benutten.

Het R&D-vestigingsklimaat in Nederland
Het R&D-vestigingsklimaat in Nederland is concurrerend in vergelijking met andere OESO-landen, maar Nederland bezet geen plek in de absolute top. Het Nederlandse R&D-arbeidsaanbod scoort gemiddeld, achter een groep van met name de Scandinavische landen en de VS. De kwaliteit van het onderzoek aan Nederlandse universiteiten en andere publieke kennisinstellingen is echter van topniveau. Over de benutting van dat onderzoek door bedrijven in Nederland bestaat geen eenduidig beeld. Bedrijven besteden in Nederland een groter deel van hun R&D-activiteiten uit aan publieke kennisinstellingen dan in andere landen. Het percentage bedrijven dat samenwerkt met zo'n publieke kennisinstelling is in Nederland echter lager dan gemiddeld.

De concurrerende positie van Nederland binnen de OESO wordt weerspiegeld door het feitelijke aandeel van Nederland in nieuwe R&D-projecten. Dit feitelijke aandeel is grote lijnen gelijk aan wat op grond van de omvang van de Nederlandse economie valt te verwachten.

Trends
Verscheidene trends kunnen de concurrentie tussen R&D-vestigingslanden verscherpen en de aantrekkelijkheid van Nederland daarbij beïnvloeden. Zo kunnen de opkomst van informatie- en communicatietechnologie (ICT), de internationalisering van bedrijven en de grotere internationale arbeidsmobiliteit onder onderzoekers, meer vestigingskeuzemogelijkheden bieden aan R&D-bedrijven. Dit kan de concurrentie tussen Nederland en andere R&D-vestigingslanden vergroten. Ook zou de Nederlandse R&D-positie onder druk kunnen komen indien bedrijven alleen met de allerbeste R&D-vestigingsplaats genoegen nemen, of indien Nederlandse studenten steeds minder belangstelling voor een R&D-loopbaan tonen. Hoewel er aanwijzingen zijn voor het bestaan van de genoemde trends, zijn omvang en bereik vooralsnog onduidelijk.

Overheidsbeleid
Er zijn indicaties dat een toename van de R&D-activiteiten bij bedrijven maatschappelijk gewenst is. Overheidsbeleid dat het Nederlandse R&D-vestigingsklimaat verbetert, kan daaraan bijdragen. Dat betekent niet automatisch dat R&D-beleidsinitiatieven altijd effectief en efficiënt zijn. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat wanneer overheidsbeleid de universiteiten stimuleert om zich meer te richten op de directe kennisvraag van bedrijven, andere taken van deze instellingen minder aandacht krijgen (bijvoorbeeld fundamenteel lange-termijnonderzoek).

Lees ook het bijbehorende persbericht.

Verscheidene factoren bepalen de vestigingsplaatskeuze van bedrijfs-R&D-projecten. De belangrijkste zijn het verleden, het arbeidsaanbod van onderzoekers en technici, en de kwaliteit van de publieke kennisinfrastructuur (inclusief de wisselwerking tussen bedrijven en wetenschap). De plaatsen waar in Nederland R&D wordt gedaan, blijken weinig te veranderen over de tijd heen. Twee aspecten veranderen echter geregeld: de omvang van de R&D-activiteiten op een bepaalde locatie en de naam en nationaliteit van de eigenaar van de R&D-locatie.

Nederland neemt een gemiddelde of hoge positie in op een ranglijst van OESO-landen wat betreft de aantrekkelijkheid als vestigingsplaats voor bedrijfs-R&D. Omdat binnenlandse R&D een belangrijke motor is voor binnenlandse economische groei en omdat de markt faalt in de voorziening van optimale prikkels voor R&D, is er ruimte voor overheidsbeleid dat het vestigingsklimaat voor R&D verbetert. Dit betekent niet automatisch dat R&D-beleidsinitiatieven altijd effectief en efficient zijn: elasticiteiten en maatschappelijke (alternatieve) kosten dienen meegewogen te worden.

Dit is een Engelstalige publicatie.

Auteurs

Maarten Cornet
Marieke Rensman

Lees meer over