28 juni 2007

Do school inspections improve primary school performance?

Inspectiebezoeken dragen positief bij aan prestaties van scholen

Persbericht
Bezoeken door de Inspectie van het Onderwijs leiden tot hogere scores op de CITO-eindtoets basisonderwijs. In de eerste twee jaren na het inspectiebezoek stijgen de CITO-scores gemiddeld met in totaal 0,2 tot 0,3 punten. De stijging is groter voor intensievere bezoeken. Ook is de verbetering bij rekenen groter dan bij taal.

Dit concluderen de onderzoekers Rob Luginbuhl, Dinand Webbink en Inge de Wolf in het vandaag verschenen CPB Discussion paper 'Do School Inspections Improve Primary School Performance?'. Het onderzoek is gebaseerd op alle resultaten op de CITO-eindtoets basisonderwijs in Nederland over de jaren 1999-2003. Deze gegevens zijn gecombineerd met gegevens over bezoeken door de Inspectie van het Onderwijs. In de analyse wordt onderscheid gemaakt tussen kortere en intensievere bezoeken aan scholen.

Mogelijke vertekening door keuze scholen tegengaan
Voor het vaststellen van de effecten van bezoeken door de Inspectie van het Onderwijs zijn de CITO-scores vergeleken van leerlingen op scholen die wel zijn bezocht, met de resultaten op scholen die niet zijn bezocht. Het vaststellen van het effect van een schoolbezoek door de Inspectie is lastig omdat inspecteurs zelf de scholen uitkiezen. Welke factoren de keuze van een inspecteur bepalen is niet duidelijk. Daardoor zijn scholen die zijn bezocht niet direct vergelijkbaar met scholen waar de inspectie niet op bezoek is geweest. In het onderzoek zijn twee manieren gebruikt om de mogelijke vertekening vanwege het kiezen van de school door de inspecteur tegen te gaan.

De eerste methode maakt gebruik van het feit dat de Inspectie van het Onderwijs een aparte steekproef van scholen bezoekt voor het jaarlijkse rapport over de staat van het Nederlands onderwijs. Deze steekproef is door loting bepaald en creëert een zogenoemd natuurlijk experiment. Vanwege de loting is het niet waarschijnlijk dat het kiezen van een school door de inspecteur het gemeten effect vertekent. Daar staat echter tegenover dat de steekproef van bezochte scholen in de analyse relatief klein is.

De tweede methode houdt rekening met de prestaties van scholen in de jaren voor het bezoek van de inspecteur. Het effect is bepaald door de verandering in de CITO-scores na het bezoek van de Inspectie te vergelijken met de verandering in de scores op scholen die niet zijn bezocht.

Omvang effect op CITO-scores
Beide methoden laten een stijging van de CITO-scores zien in de eerste jaren na het bezoek van de inspecteur. Met de tweede methode wordt een stijging van de CITO-scores gevonden van gemiddeld 0,2 tot 0,3 punten in de eerste twee jaren na het bezoek. Voor het onderdeel rekenen zijn de effecten het grootst en deze kunnen oplopen tot 0,4 punten. Voor het onderdeel taal zijn de geschatte effecten tussen 0,1 en 0,2 punten. De effecten die met de eerste methode zijn gevonden, zijn wat kleiner maar consistent met de bevindingen met de tweede methode. Voor rekenen worden met beide methoden positieve effecten gevonden die statistisch significant zijn.

Een stijging van de CITO-eindtoets met 0,2 tot 0,3 punten lijkt niet heel groot. Ter vergelijking: de scores kunnen variëren tussen 501 en 550, met een gemiddelde van 535,1 in 2007. Daarbij moet echter worden bedacht dat de kosten van een bezoek door de Inspectie en het maken van een inspectieverslag met aanbevelingen relatief klein zijn. Het meest intensieve bezoek door een inspecteur vergt 2 tot 3 dagen. De verhouding van baten en kosten lijkt daarom veel gunstiger bij een inspectiebezoek dan bij bijvoorbeeld het verkleinen van klassen.

Tot slot: dit onderzoek richt zich niet op het effect van het bestaan van de Inspectie van het Onderwijs. Ook voor niet-bezochte scholen bestaat immers steeds de dreiging van een bezoek door een inspecteur, wat scholen kan stimuleren tot beter onderwijs. Dit onderzoek beperkt zich tot het effect van een schoolbezoek door een inspecteur.

Contactpersonen

De Inspectie van het Onderwijs bezoekt scholen in het primair onderwijs, schrijft op basis daarvan een inspectieverslag en doet aanbevelingen om de prestaties te verbeteren.

Deze studie onderzoekt het effect van de schoolbezoeken van de Inspectie van het onderwijs aan scholen in het basisonderwijs. Daarvoor wordt de verandering in de Citoscores vergeleken van scholen die bezocht zijn door de Inspectie met de verandering bij scholen die niet zijn bezocht door de Inspectie. De analyse is gebaseerd op een bestand van alle Citoscores in Nederland over de jaren 1999-2003.

In de analyse wordt onderscheid gemaakt tussen kortere en intensievere bezoeken aan scholen. In de eerste twee jaren na het inspectiebezoek stijgen de Citoscores met ongeveer 2% tot 3% van een standaarddeviatie. De stijging is groter voor de intensievere bezoeken en in rekenen. In de analyse is ook gekeken naar de verandering in een random steekproef die door de Inspectie is getrokken voor het maken van het jaarlijkse Onderwijsverslag. Het voordeel van deze steekproef is dat deze aselect is getrokken, nadeel is dat het aantal bezoeken veel kleiner is. Deze analyse geeft kleinere positieve effecten van inspectiebezoeken, die evenwel consistent zijn met de eerdere bevindingen. Voor rekenen worden ook met deze aanpak positieve effecten gevonden die statistisch significant zijn.

Auteurs

Dinand Webbink
I. de Wolf

Lees meer over