12 oktober 2017

Het effect van de hoogte van de nominale premie op de keuze voor een zorgverzekeraar

Het CPB heeft samen met de Erasmus Universiteit Rotterdam en Harvard Medical School onderzocht of overstapgedrag van consumenten bij verzekeringspolissen, en daarmee de concurrentie op de zorgverzekeringsmarkt, wordt beïnvloed door de verhouding tussen rechtstreekse betalingen en inkomensafhankelijke bijdragen.

De kosten van de zorg worden gefinancierd via inkomensafhankelijke bijdragen en zorgpremies. In Nederland is de verhouding vastgesteld op 50/50. Dat wil zeggen dat verzekerden ongeveer 1.300 euro per jaar (premie plus eigen betalingen) rechtstreeks aan de zorgverzekeraar betalen en gemiddeld 1.300 euro afdragen via inkomensafhankelijke bijdragen, die vaak via de werkgever lopen. 

Het CPB heeft samen met de Erasmus Universiteit Rotterdam en Harvard Medical School onderzocht of overstapgedrag van consumenten bij verzekeringspolissen, en daarmee de concurrentie op de zorgverzekeringsmarkt, wordt beïnvloed door de verhouding tussen rechtstreekse betalingen en inkomensafhankelijke bijdragen. Wanneer de 50/50-verhouding wordt losgelaten, verandert de hoogte van de nominale premie, en de vraag is hoe consumenten daar op reageren. Bij een hogere of lagere nominale premie hoeven de absolute premieverschillen tussen verzekeraars niet te veranderen maar zullen wel de relatieve premieverschillen veranderen. Uit de economische gedragstheorie is bekend dat consumenten gevoeliger zijn wanneer de relatieve prijsverschillen groter zijn. Een bekend voorbeeld is het onderzoek dat aantoonde dat mensen voor een korting van 5 euro op een rekenmachine van 15 euro eerder bereid zijn om 20 minuten extra te reizen naar een andere winkel dan voor dezelfde korting op een rekenmachine van 125 euro.

Of deze gedragseffecten ook bij zorgverzekeringen spelen is op twee manieren onderzocht. Ten eerste zijn diverse vergelijkbare zorgverzekeringsmarkten bestudeerd: de Zorgverzekeringwet (Zvw) in Nederland, de “Gesetzliche Krankenversicherung” (GKV) in Duitsland en “Medicare Advantage” (MA) in de Verenigde Staten. De GKV en MA zijn zorgverzekeringsmarkten waar overheden andere verhoudingen tussen nominale en inkomensafhankelijke premies hebben gehanteerd dan in Nederland, met als meest extreme variant een 0/100 verhouding. Dat wil zeggen dat de zorgkosten volledig worden gefinancierd uit inkomensafhankelijke bijdragen en verzekeraars concurreren met een nominale premie rondom de nul euro. In dat geval zijn zowel “negatieve” als “positieve” nominale premies mogelijk. Ten tweede hebben we in de drie genoemde landen een vragenlijst uitgezet om het overstapgedrag van verzekerden te onderzoeken bij verschillende hoogtes van de nominale premie.

Het onderzoek levert belangrijke lessen op. Lagere nominale premies kunnen de concurrentie op de verzekeringsmarkt verhogen. En een specifieke referentiepremie – die de overheid in de markt kan proberen te zetten – kan de onderlinge concurrentie stimuleren. Het bepalen van een adequate referentiepremie is echter niet eenvoudig en vergt veel informatie over de zorgverzekeringsmarkt. 

Auteurs

Ron van der Heijden
Thomas McGuire
Erik Schut

Lees meer over