19 april 2010

Het effect van de lerarenbeurs op scholingsdeelname docenten

Lerarenbeurs leidt tot weinig extra scholingsdeelname van docenten

Persbericht
De lerarenbeurs stimuleert scholingsdeelname van docenten slechts in beperkte mate. Van elke tien beschikbaar gestelde beurzen wordt er gemiddeld één gebruikt voor scholing die zonder beurs niet zou hebben plaatsgevonden.

De effectiviteit van de lerarenbeurs kan worden vergroot door de lerarenbeurs alleen ter beschikking te stellen voor opleidingen die langer dan een jaar duren.

Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag verschenen CPB Document 205 'Het effect van de lerarenbeurs op scholingsdeelname docenten'. Het onderzoek is uitgevoerd binnen het nieuwe Top Institute for Evidence Based Education Research (TIER). De lerarenbeurs is in 2008 geïntroduceerd als onderdeel van het convenant ´Leerkracht van Nederland´.

Leraren kunnen een beurs aanvragen voor het volgen van een opleiding gericht op het verkrijgen van een hogere of bredere kwalificatie of op het verwerven van specifieke bekwaamheden. De scholing kan variëren van een korte opleiding van enkele maanden tot een meerjarige bachelor- of masteropleiding aan een hogeronderwijsinstelling. De beurs bestaat uit een vergoeding voor de docent van de studiekosten tot maximaal 3500 euro per studiejaar. Bij langere opleidingen is daarnaast een vergoeding mogelijk voor de school om voor vervanging te kunnen zorgen tijdens het studieverlof van de docent. Deze vergoeding kan oplopen tot maximaal 6700 euro per jaar. In de eerste drie aanvraagronden uit 2008 en 2009 hebben in totaal zo´n 14 duizend docenten een beurs gekregen. Het totale budget voor deze drie ronden bedroeg 54 miljoen euro.

Onderzoeksaanpak
Het aantal aanvragen voor de lerarenbeurs was groter dan het aantal beschikbare beurzen. De aanvragen zijn toegekend op volgorde van binnenkomst. In het onderzoek zijn de ‘afgewezen leraren’ gebruikt als controlegroep. Het effect van de lerarenbeurs op scholingsdeelname is bepaald door het gedrag van leraren die een beurs hebben gekregen, te vergelijken met het gedrag van leraren die wel een beurs hebben aangevraagd maar niet hebben gekregen.

Gemiddeld één op de tien verstrekte beurzen additioneel
De belangrijkste bevinding is dat van elke tien beurzen die toegekend worden voor een hoger onderwijs opleiding, gemiddeld één beurs gebruikt wordt voor een opleiding die anders niet gevolgd zou zijn. Eén beurs wordt helemaal niet gebruikt (en ook niet uitbetaald), en acht van de tien beurzen worden gebruikt voor opleidingen die anders ook gevolgd zouden zijn.

Het effect van een lerarenbeurs op hogeronderwijsdeelname neemt toe met de opleidingsduur. Voor opleidingen die langer dan een jaar duren, geldt dat circa twee op de tien toegekende beurzen gebruikt worden voor een opleiding die anders niet zou zijn gevolgd. Voor aanvragen voor hogeronderwijsopleidingen die maximaal één jaar duren, worden daarentegen geen effecten van de lerarenbeurs op de hogeronderwijsdeelname gevonden.

Lerarenbeurs verdringt zowel reguliere scholingsbudgetten als eigen bijdragen docenten
De onderzoeksresultaten laten zien dat een groot deel van de docenten die wel een beurs hebben aangevraagd, maar niet gekregen, ook zonder beurs wel middelen vindt om de gewenste opleiding te financieren. Enquêteresultaten suggereren dat de lerarenbeurs zowel reguliere (na- en bij-)scholingsmiddelen van scholen, als eigen bijdragen van docenten verdringt. Verdringing van reguliere scholingsbudgetten van scholen lijkt het meest voor te komen bij korte opleidingen van hooguit een jaar, terwijl bij langere opleidingen vaker sprake lijkt te zijn van verdringing van eigen bijdragen van docenten.

Effectiviteit kan worden vergroot door alleen lange opleidingen te financieren
Het effect van de lerarenbeurs op scholingsdeelname kan waarschijnlijk worden vergroot door de beurs alleen ter beschikking te stellen voor opleidingen van langer dan een jaar. Voor opleidingen tot een jaar zijn immers geen aanwijzingen dat de lerarenbeurs leidt tot meer scholingsdeelname. Daarnaast zou het effect kunnen worden vergroot door geen beurzen meer te verschaffen voor opleidingen die al gestart zijn. In de eerste aanvraagronde had eenvijfde van de aanvragen betrekking op een opleiding die al was gestart.

Stimulans in scholingsdeelname bij niet-hogeronderwijsopleidingen waarschijnlijk lager
Voor de aanvragen voor opleidingen die niet tot het hoger onderwijs behoren, konden de effecten van beursverstrekking op scholingsdeelname niet worden onderzocht omdat gegevens over scholingsdeelname ontbreken. Het gaat dan bijvoorbeeld om vaardigheidstrainingen of managementopleidingen. Het betreft circa eenderde van het totale aantal aanvragen en eenvijfde van het totale budget. Verwacht mag worden dat het effect van de beurs op de scholingsdeelname voor deze opleidingen lager zal zijn dan bij aanvragen voor opleidingen in het hoger onderwijs omdat dit overwegend korte opleidingen betreft.

Lees hier het bijbehorende persbericht.

Leraren kunnen een beurs krijgen voor het volgen van een opleiding die gericht is op het verkrijgen van een hogere of bredere kwalificatie (een andere en/of hogere onderwijsbevoegdheid) of tot het verwerven van specifieke bekwaamheden. Deze lerarenbeurs is in 2008 geïntroduceerd als onderdeel van een convenant tussen de minister van Onderwijs en de sociale partners in het onderwijs.

Ten behoeve van dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de manier van toewijzing van de lerarenbeurs. De conclusie is dat van elke 10 beurzen die verstrekt worden voor een hogeronderwijsopleiding er gemiddeld 1 beurs is die gebruikt wordt voor een opleiding die anders niet gevolgd zou zijn; 1 op de 10 beurzen wordt helemaal niet gebruikt, en 8 van de 10 beurzen worden gebruikt voor opleidingen die anders ook wel gevolgd zouden zijn. Er vindt verdringing plaats van zowel reguliere scholingsbudgetten van scholen als van eigen bijdragen van docenten.

De additionaliteit neemt toe met de lengte van de opleiding. Voor hogeronderwijsopleidingen van langer dan een jaar is circa 2 op de 10 toegewezen beurzen additioneel, terwijl er bij opleidingen tot en met 1 jaar geen aanwijzingen zijn voor significante effecten op scholingsdeelname. De additionaliteit van de beurs zou vergroot kunnen worden door beurzen alleen ter beschikking te stellen voor opleidingen van minstens 1 jaar.

Auteurs

Marc van der Steeg
Dinand Webbink

Lees meer over