24 januari 2018

Moet in kosten-batenanalyses worden gecorrigeerd voor verstorende kosten van belastingheffing?

Volgens economische theorie zorgt belastingheffing voor een wig tussen private en publieke baten, waardoor arbeidsaanbod, consumptie en investeringen worden verstoord; dit leidt tot welvaartsverlies. Vanuit dit economisch theoretische perspectief is het daarom logisch om bij kosten-batenanalyse van overheidsuitgaven, zoals investeringen in infrastructuur en subsidies voor kinderopvang, rekening te houden met de verstorende kosten van belastingheffing voor deze uitgaven. In de wereldwijde praktijk van kosten-batenanalyse, tekstboeken over kosten-batenanalyse en nationale en internationale richtlijnen over kosten-batenanalyse is hierover echter geen consensus. In Nederland is hier ook intensief over gedebatteerd. Dit paper geeft voor het eerst een overzicht van de theoretische, empirische en praktische argumenten voor en tegen een dergelijke bijtelling bij de kosten.

Conform het advies van de Werkgroep Kosten van belastingheffing en MKBA’s wordt geargumenteerd dat geen bijtelling nodig is. Dit is vooral gebaseerd op de veronderstelling dat de verstorende kosten van belastingheffing ruwweg worden gecompenseerd door de baten van herverdeling van belastingen. Het feit dat belastingen tot verstoringen van gedrag leiden − bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt – en daarmee maatschappelijk kostbaar zijn, komt voort uit de wens tot herverdeling tussen hogere en lagere inkomens. Niet of weinig verstorende belastingen, zoals vaste heffingen per inwoner, drukken relatief zwaar op huishoudens met lage inkomens. Vandaar dat meestal wordt gekozen voor belastingen die toenemen met inkomen, vermogen of consumptie: deze leiden tot meer verstoringen, maar dragen daardoor wel bij aan het verminderen van ongelijkheid.

Auteurs

Thomas van der Pol
Gerbert Romijn