12 februari 2003

Vergrijzing en schuldreductie - een indicatieve update

Begrotingsevenwicht in 2007 vereist voor houdbare overheidsfinanciën

Persbericht
Houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn vereist een structureel begrotingsoverschot van ruim 1 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) in 2007. Gecorrigeerd voor conjuncturele en incidentele factoren komt deze houdbare waarde overeen met een begroting die feitelijk in 2007 in evenwicht is.

Dat betekent dat ten opzichte van de meest recente prognoses een verbetering van het feitelijke begrotingssaldo met 1,8% BBP nodig is.

Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in een notitie die is opgesteld op verzoek van het Ministerie van Financiën en die tevens ter beschikking van de informateurs is gesteld. In de notitie wordt een indicatieve actualisatie gepresenteerd van eerdere berekeningen voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn die uit 2000 dateren.

Volgens de nieuwe, indicatieve berekeningen leidt het houdbare pad voor de overheidsfinanciën niet tot volledige aflossing van de staatsschuld. Het criterium voor houdbaarheid is dat de bestaande collectief gefinancierde regelingen voor de diverse leeftijdsgroepen mee kunnen groeien met de welvaart zonder dat de belasting- en premietarieven verhoogd moeten worden of de overheidsschuld zich uiteindelijk explosief ontwikkelt. Dit hoeft niet te betekenen dat de staatsschuld op enig moment volledig is afgelost.

Bij de beleidsuitgangspunten van het demissionaire kabinet bevat het begrotingssaldo in 2007 een conjuncturele component, doordat sommige beleidsmaatregelen na 2007 nog gunstig doorwerken op de overheidsfinanciën. Daarnaast is nu ook sprake van een incidentele derving van belastingen en premies, doordat de aftrekbare pensioenpremies in 2007 nog boven hun structurele niveau liggen uit hoofde van de noodzaak tot verbetering van de dekkingsgraad. Beide tijdelijke factoren verklaren waarom de waarde van het feitelijke houdbare saldo in 2007 lager uitkomt dan die van het structurele saldo.

De suggestie in de Volkskrant van vanmorgen, dat het CPB zou hebben gepleit voor minder ombuigingen en een tekort op de begroting, is onjuist. Het CPB heeft evenmin uitspraken gedaan over de wenselijkheid van de voorgenomen maatregelen in de WAO.

Contactpersonen

Harry ter Rele

Als criterium voor houdbaarheid geldt dat de bestaande collectief gefinancierde regelingen voor de diverse leeftijdsgroepen mee kunnen groeien met de welvaart zonder dat de belasting- en premietarieven verhoogd moeten worden of de overheidsschuld zich uiteindelijk explosief ontwikkelt. Hiermee wordt voorkomen dat de kosten van de vergrijzing onevenredig naar toekomstige generaties worden doorgeschoven alsmede dat uitstel van tariefsverhoging leidt tot de noodzaak van grotere tariefsverhogingen later.

Daarnaast betekent het principe van constante tarieven ("tax smoothing") dat de welvaartsverliezen die verbonden zijn aan tariefswijzigingen worden vermeden. Als gevolg van de verwachte vergrijzing van de bevolking zullen de uitgaven voor AOW en zorg op lange termijn een groter deel van het BBP claimen. In een houdbaar tijdpad voor de overheidsfinanciën wordt dit opgevangen door een combinatie van hogere belasting- en premie-inkomsten over hogere pensioenuitkeringen en lagere rentelasten over een kleinere overheidsschuld.

De houdbaarheidsberekeningen vereisen een groot aantal aannamen, met name omtrent de demografische ontwikkeling, de verdere toename van de arbeidsparticipatie, de groei van de arbeidsproductiviteit en de leeftijdsgevoeligheid van de overheidsuitgaven. Daarnaast is de uitgangspositie van belang: hoe groot zijn begrotingssaldo en overheidsschuld in het basisjaar, en hoe groot zijn daarin de eventuele conjuncturele en incidentele componenten.