21 september 2004

Macro Economische Verkenning (MEV) 2005

Macro Economische Verkenning 2005

Persbericht
De wereldeconomie draait op volle toeren. Door de verslechtering van de prijsconcurrentiepositie in de afgelopen jaren is de Nederlandse economie echter niet in staat ten volle van de internationale economische opleving te profiteren. Dit jaar komt de economische groei naar verwachting uit op 1,25% en volgend jaar op 1,5%.

Door de ongunstige ontwikkeling van het reëel beschikbaar loon- en uitkeringsinkomen neemt de particuliere consumptie waarschijnlijk niet of nauwelijks toe. Ook de overheid en het bedrijfsleven zorgen in de ramingsperiode naar verwachting niet voor een bestedingsimpuls. De arbeidsmarkt laat dit jaar een somber beeld zien, met een fors werkgelegenheidsverlies en een scherp oplopende werkloosheid, maar trekt vermoedelijk begin volgend jaar wat aan. De groei van de werkgelegenheid is volgend jaar echter te gering om het verder oplopen van de werkloosheid (tot gemiddeld 7% van de beroepsbevolking) te voorkomen. De arbeidsproductiviteit vertoont het gebruikelijke conjuncturele herstel en draagt bij aan de verdere vertraging van het inflatietempo, tot 1,25% in beide ramingsjaren. Ook de contractloonontwikkeling vlakt waarschijnlijk verder af, tot gemiddeld 0,75% in 2005. In het recessiejaar 2003 kwam het EMU-tekort uit op 3,2% van het bruto binnenlands product (BBP). Door omvangrijke ombuigingen en lastenverzwaringen zal het EMU-tekort naar verwachting afnemen tot 2,9% van het BBP in 2004 en 2,6% in 2005.

  •  Nederlandse economische groei geraamd op 1,25% in 2004 en 1,5% in 2005.
  • Uitvoer draagt economisch herstel, binnenlandse bestedingen ontwikkelingen zich zwak.
  • Arbeidsmarkt vertoont eerste tekenen van herstel, maar werkloosheid blijft oplopen.
  • Door bezuinigingen en lastenverzwaring voldoet EMU-saldo dit en volgend jaar aan Europese begrotingsnormen.

Dit zijn enige hoofdlijnen uit de vandaag gepresenteerde Macro Economische Verkenning (MEV) 2005. Het Centraal Planbureau (CPB) presenteert hierin analyses van en prognoses voor de Nederlandse en de wereldeconomie in de jaren 2004 en 2005. In een aantal kaders belicht het CPB een aantal specifieke onderwerpen, zoals arbeidsduurverlenging, Amerikaanse renteverhogingen in het verleden, olieprijsgevoeligheid, niet algemeen-verbindendverklaren, concurrentie met lagelonenlanden, internationale vergelijking van arbeidsduur en de no-claimteruggaveregeling in de zorg. Tevens bevat de MEV 2005 een uitgebreid speciaal onderwerp: 'Arbeidsproductiviteit en participatie', waarover meer aan het eind van dit persbericht.

Wereldeconomie groeit krachtig
In de eerste helft van 2004 bleef de mondiale economie zich krachtig ontwikkelen. In de opkomende economieën was de groei het hoogst en in China, met bijna 10% op jaarbasis, zelfs spectaculair. Gemiddeld was de groei in de wereld de hoogste van de afgelopen twintig jaar. De economische groei zal naar verwachting volgend jaar mondiaal enigszins vertragen, al blijft deze boventrendmatig en voldoende voor een daling van de werkloosheid.
In de Verenigde Staten duurde de opgaande conjunctuur in de eerste helft van dit jaar voort. Gunstig is dat de groei nu ook gepaard gaat met een duidelijke stijging van de werkgelegenheid. De Amerikaanse groei komt dit jaar naar verwachting uit op 4,5% en zwakt volgend jaar iets af, tot 3,5%. Het expansieve Amerikaanse begrotingsbeleid droeg in de afgelopen jaren niet alleen bij tot het conjuncturele herstel maar betekende ook dat het begrotingstekort sterk opliep, tot waarschijnlijk 4,75% van het BBP in 2004.
In Japan lag de economische groei in de eerste helft van 2004 hoger dan in de afgelopen tien jaar en zelfs hoger dan in de Verenigde Staten. Niet alleen was de uitvoergroei fors door de explosieve groei in China, ook de binnenlandse bestedingen namen duidelijk toe. De BBP-groei wordt nu geraamd op 4,5% in 2004. In 2005 zal de economische groei met 2,25% wel lager liggen dan in het lopende jaar, vooral doordat de vraag vanuit China waarschijnlijk minder sterk toeneemt.

Eurogebied wint wat aan dynamiek
In het eurogebied is de economische groei in de eerste helft van dit jaar wat opgelopen, vooral door de toename van de buitenlandse vraag. Maar het herstel is nog steeds aarzelend. De groei blijft achter bij die in de Verenigde Staten, onder meer vanwege het negatieve effect dat de sterkere euro heeft op de uitvoer en vanwege de geringere stimulering via de overheidsbegrotingen. Naar verwachting zal het herstel in het eurogebied gedurende de ramingsperiode iets aan kracht winnen. De economische groei wordt geraamd op 2% in 2004 en 2,25% in 2005. Door een gematigde loonontwikkeling en de geprojecteerde daling van de olieprijs valt de inflatie terug tot onder de 2%.Voor 2005 wordt een lichte daling verwacht van het gemiddelde begrotingstekort in het eurogebied, maar waarschijnlijk zal het tekort in sommige eurolanden boven de 3% van het BBP blijven.

Nederlandse economie op één been uit het dal
De Nederlandse economie presteert dit jaar met een geraamde economische groei van 1,25% aanzienlijk beter dan in het recessiejaar 2003, toen het BBP-volume met bijna 1% kromp. Het economisch herstel verloopt echter met horten en stoten. Na twee kwartalen van sterke groei daalde de productie volgens voorlopige cijfers van het CBS in het tweede kwartaal weer met 0,2% vergeleken met het vorige kwartaal. Hoewel incidentele factoren, zoals een zachte winter, hierbij zeker een rol hebben gespeeld, geven de cijfers aan dat van een robuuste en omvangrijke economische groei nog geen sprake is. In de eerste helft van dit jaar lag het BBP 1% hoger dan in de eerste helft van vorig jaar. Naar verwachting trekt het groeitempo langzaam aan, tot gemiddeld 1,5% in 2005.
Het verwachte economisch herstel is bescheiden in historisch en internationaal perspectief en bovendien eenzijdig van samenstelling. De economische groei wordt in beide jaren bijna geheel gedragen door de uitvoer. Exporterende bedrijven profiteren van de krachtige groei van de wereldeconomie, al verliezen zij nog steeds marktaandeel door de hoge arbeidskosten en de dure euro. De particuliere consumptie, de bedrijfsinvesteringen en de overheidsbestedingen ontwikkelen zich echter bijzonder zwak.

Uitvoer in de lift
Sinds het aantrekken van de Europese economie eind vorig jaar zit de uitvoer weer stevig in lift. Vooral de wederuitvoer, d.w.z. ingevoerde producten die na een kleine bewerking het land weer verlaten, zal dit en volgend jaar waarschijnlijk met groeicijfers van rond de 10% uitbundig toenemen. Maar ook de uitvoer van in Nederland gemaakte goederen stijgt naar verwachting, zij het dat de groei aanzienlijk achterblijft bij die van de relevante wereldhandel. Dit betekent dat het bedrijfsleven ook in 2004 en 2005 nog veel marktaandeel verliest.
De concurrentiepositie van het bedrijfsleven is de afgelopen jaren sterk verslechterd door de sterke stijging van de arbeidskosten en de waardestijging van de euro. Door de ingezette loonmatiging en een sterk herstel van de arbeidsproductiviteit zullen de arbeidskosten dit en volgend jaar minder toenemen dan bij onze concurrenten in het eurogebied. Bovendien is verondersteld dat de euro volgend jaar niet verder in waarde zal stijgen. Hierdoor kunnen exporteurs volgend jaar ook ten opzichte van hun concurrenten buiten het eurogebied hun prijsconcurrentiepositie weer wat opvijzelen. Dit werkt echter vertraagd door in de buitenlandse afzet en zal daarom volgend jaar nog nauwelijks merkbaar zijn in de productiegroei.

Consument blijft op de kleintjes letten
De particuliere consumptie neemt dit jaar nog licht toe door de pakketverkleining van het ziekenfonds, waardoor gezinnen bijvoorbeeld zelf de kosten van fysiotherapie voor hun rekening moeten nemen. Volgend jaar groeit de particuliere consumptie naar verwachting helemaal niet, voornamelijk door de ongunstige ontwikkeling van het reëel beschikbaar gezinsinkomen. Daarnaast worden ook vanuit de vermogenssfeer geen positieve impulsen op de consumptie voorzien, wat vooral komt doordat naar verwachting de huizenprijs voor het eerst sinds 1984 minder stijgt dan de inflatie.
In 2005 staat als gevolg van bezuinigingsmaatregelen en lastenverzwaringen de koopkracht onder druk. Het totale reëel beschikbare uitkeringsinkomen daalt niet alleen vanwege deze koopkrachtdaling; door een groot aantal beleidsmaatregelen in de sociale zekerheid wordt ook de instroom in de WAO en de WW beperkt. Een gelijktijdige daling van zowel het looninkomen als het uitkeringsinkomen - in reëel beschikbare termen - is in de afgelopen dertig jaar alleen in 1991 voorgekomen.
De nulgroei van de consumptie is nog altijd meer dan de geraamde daling van het reëel beschikbare inkomen van gezinnen van 0,75%. Dit betekent dat, ondanks de stagnerende consumptiegroei, de gezinsbesparingen volgend jaar wat afnemen. In de raming ligt besloten dat consumenten geleidelijk aan wat optimistischer gestemd raken en daardoor bereid zijn een deel van hun inmiddels hoog opgelopen spaartegoed aan te spreken.

Einde afname investeringen
Na drie jaar van forse dalingen zullen de investeringen in 2004 en 2005 waarschijnlijk weer toenemen. De voorziene investeringsgroei is met gemiddeld 1% per jaar echter uiterst bescheiden. Door de magere productiegroei blijft de bezettingsgraad laag, wat investeren minder noodzakelijk maakt. Bovendien herstelt de winstgevendheid zich slechts mondjesmaat doordat bedrijven moeite hebben de hogere pensioenpremies en de forse prijsstijgingen van olie en andere grondstoffen door te berekenen in hun afzetprijzen. Ondernemers worden op de binnenlandse markt geconfronteerd met een zwakke vraag. Op de meer dynamische buitenlandse afzetmarkten ontstaat weliswaar enige ruimte voor margeverbetering, maar een deel daarvan gebruiken exporteurs om hun prijsconcurrentiepositie weer wat te verbeteren.
Bij de investeringsraming is rekening gehouden met anticipatiegedrag van ondernemers als gevolg van het kabinetsvoornemen de BPM-vrijstelling voor bestelauto's in drie jaar tijd af te bouwen. Dit leidt naar verwachting dit jaar tot extra vervanging van bestelauto's en daarmee tot extra investeringen.

Werkloosheid stijgt minder snel
De situatie op de arbeidsmarkt lijkt geleidelijk aan wat te verbeteren. Zo stijgt het aantal openstaande vacatures weer enigszins en nemen het aantal faillissementen en het stijgingstempo van de werkloosheid af. Dit jaar zal de werkgelegenheid echter nog sterk afnemen. Bedrijven zijn gedwongen hun personeelsbestand verder te reduceren door de lage winstgevendheid en de afname van de productie vorig jaar. Bovendien vlakt door de bezuinigingen de banengroei in de collectieve sector af. Volgend jaar zal de werkgelegenheid in personen naar verwachting weer mondjesmaat toenemen, vooral door het herstel van de productiegroei. Ook de invoering van de wet VLZ, waardoor werkgevers per 1 januari 2005 ook gedurende het tweede ziektejaar loon aan hun zieke werknemers moeten doorbetalen, heeft statistisch een opwaarts effect op de werkgelegenheidsontwikkeling. De groei van de werkgelegenheid blijft nog wel achter bij die van de beroepsbevolking. Hierdoor blijft de werkloosheid ook volgend jaar nog oplopen, zij het beduidend minder snel dan dit jaar. In de raming stijgt de werkloosheid van 6,5% van de beroepsbevolking in 2004 tot gemiddeld 7% in 2005.

Lage inflatie…
De inflatie is in juli en augustus afgenomen tot 1,1% en ligt nu meer dan een procentpunt onder het gemiddelde in het eurogebied. Begin 2003 lag de inflatie in Nederland daar nog ruim boven. De snellere daling van de inflatie wordt veroorzaakt doordat de waardestijging van de euro vergeleken met de meeste eurolanden in onze open economie relatief snel in een lagere inflatie tot uiting komt en door de relatief slechte conjuncturele situatie in Nederland. Door de zwakke binnenlandse vraag hebben bedrijven minder ruimte om hun prijzen te verhogen en ontstaat meer druk om de loonontwikkeling te matigen. Verwacht wordt dat de inflatie volgend jaar met gemiddeld 1,25% hetzelfde blijft als dit jaar. Dat de inflatie nu lager ligt dan in de afgelopen jaren wordt voornamelijk veroorzaakt door de geringere stijging van de arbeidskosten per eenheid product.

…en gematigde loonstijging
Door de afnemende inflatie en de stijgende werkloosheid nemen de looneisen van de vakbonden steeds verder af. Momenteel is voor de helft van de werknemers in de marktsector een cao afgesloten en het ziet ernaar uit dat de contractloonstijging dit jaar op gemiddeld 1,5% afstevent. Als gevolg van het mislukken van het voorjaarsoverleg tussen sociale partners en kabinet over levensloop en prepensioen, zijn voor volgend jaar nog nauwelijks cao's overeengekomen. Verwacht wordt dat de contractloonstijging volgend jaar verder zal dalen, tot gemiddeld 0,75%, wat neerkomt op een loonstijging rond het inflatieniveau in nieuwe cao's. Vakbonden achten zich door het stuklopen van het overleg niet langer gebonden aan de nullijn.

Koopkracht onder druk
Lage reële loonstijgingen, lastenverzwaringen en hogere pensioenpremies zetten dit en volgend jaar de koopkracht onder druk. Na een koopkrachtdaling van 1,3% in 2003 neemt dit jaar de koopkracht met 0,25% af en volgend jaar met 1%. In 2005 zijn de koopkrachtplaatjes voor uitkeringsgerechtigden zonder kinderen en werknemers in de collectieve sector het minst rooskleurig. Dit komt door de ontkoppeling van de uitkeringen en de nullijn bij de lonen in de zorg en bij de overheid. De inkomensachteruitgang van ouderen en huishoudens met een laag inkomen en kinderen is het kleinst, doordat het kabinet de koopkrachtdaling van deze groepen enigszins heeft gerepareerd.

Begrotingstekort voldoet aan EMU-normen
Het begrotingstekort heeft vorig jaar de 3%-norm van het Stabiliteits- en Groeipact overschreden. Dit kwam vooral door de lage economische groei, maar ook door tegenvallers bij de zorguitgaven en de lokale overheden. Dankzij aanvullende ombuigingen en lastenverzwaringen waartoe het kabinet heeft besloten blijft het EMU-tekort dit en volgend jaar waarschijnlijk binnen de 3%-norm. Het geschatte structurele begrotingstekort, waarbij gecorrigeerd is voor conjuncturele invloeden, verbetert in beide ramingsjaren met tenminste 0,5%-punt, zodat ook in dat opzicht aan de Europese begrotingsafspraken wordt voldaan.

Onzekerheden in de raming
Hoewel er onder de diverse onderzoeksinstellingen een redelijke mate van consensus lijkt te bestaan over het internationale beeld is wel degelijk sprake van grote onzekerheden, bijvoorbeeld rond de dollarkoers en de olieprijs. Het is bijvoorbeeld zeker niet uit te sluiten dat de olieprijs op het huidige, hoge niveau van 45 dollar per vat blijft. In dat geval komt volgend jaar de inflatie circa 0,5% hoger uit en de economische groei circa 0,25% lager dan nu is voorzien.
Daarnaast blijven de internationale spanningen en mogelijke terroristische aanslagen een reëel neerwaarts risico inhouden voor de wereldeconomie. Tegenover deze neerwaartse risico's staat de mogelijkheid dat de economische groei in het eurogebied sterker aantrekt dan nu is voorzien.

Speciaal onderwerp: Arbeidsproductiviteit en participatie
Het speciale onderwerp onderzoekt het belang van menselijk kapitaal in de vorm van scholing en ervaring voor de ontwikkeling van de Nederlandse arbeidsproductiviteit. Specifiek is gekeken naar de effecten van de toegenomen participatie op de arbeidsproductiviteit in de laatste jaren. Het niveau van de arbeidsproductiviteit per uur in Nederland behoort tot de hoogste binnen de EU, maar de groei blijft de laatste jaren achter bij het Europese gemiddelde. Een reden voor de lage groei zou de sterk gegroeide participatie van laagopgeleiden kunnen zijn. In deze visie zou de hoge werkgelegenheidstoename hebben geleid tot een lagere arbeidsproductiviteitsgroei omdat de toetredende werknemers minder productief zijn dan de zittende werknemers. Wat zeggen de cijfers? De trend naar de inzet van meer hoog opgeleid personeel heeft zich in de jaren negentig verder doorgezet. Daarnaast is de gemiddelde leeftijd van werkenden (een benadering voor ervaring) aanzienlijk toegenomen. Beide verschuivingen hebben waarschijnlijk positief bijgedragen aan de productiviteitsontwikkeling in Nederland in de jaren negentig. Maar een klein deel van deze bijdrage is teniet gedaan door de sterk toegenomen participatie van laag opgeleiden. Dit drukkende effect op de arbeidsproductiviteitsontwikkeling is overigens geen valide argument tegen een hogere participatie van deze groep. Ten eerste heeft de hogere participatie een positief effect op de welvaart: het inkomen per hoofd van de bevolking gaat omhoog. Ten tweede, door deelname aan het productieproces blijven de vaardigheden en kennis op peil of kunnen zij zelfs toenemen, wat de welvaart in latere jaren ten goede komt.

Blijft over de vraag waarom de arbeidsproductiviteitsontwikkeling dan toch verder is vertraagd in Nederland. Een puzzel die nog altijd om een afdoende antwoord vraagt vanwege het belang van productiviteitsgroei voor de ontwikkeling van de welvaart op lange termijn. Hierbij staan twee punten centraal. Ten eerste, gegeven het hoge niveau van de Nederlandse arbeidsproductiviteit per uur, zijn de mogelijkheden voor groei door absorptie van bestaande kennis en technieken waarschijnlijk relatief klein. Ten tweede, de toename van de arbeidsproductiviteit wordt voor een kleine open economie als Nederland in hoge mate elders in de wereld bepaald. De belangrijkste bron van voortgaande welvaartsgroei ligt dan ook in het bijblijven bij de mondiale technologische ontwikkeling. Dit vraagt om voortdurende inspanningen, ook op het gebied van menselijk kapitaal. Deze inspanningen moeten het mogelijk maken om in de toekomst de nieuwe technieken te absorberen en toe te passen.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

De Macro Economische Verkenning (MEV) wordt jaarlijks in september gepubliceerd.

Downloads

Lees meer over