1 juni 2001

Boekhoudkundige berekening budgettaire ruimte 2003-2006

Budgettaire ruimte in volgende kabinetsperiode 3,25 mld euro (7 mld gulden)

Persbericht
In een voorzichtig trendmatig scenario is voor de komende kabinetsperiode zonder nader beleid een budgettaire ruimte van 3,25 mld euro (7 mld gulden) beschikbaar voor lastenverlichting, uitgavenverhoging en/of vergroting van het EMU-saldo.

Dit heeft het Centraal Planbureau (CPB) becijferd in een boekhoudkundige analyse die berust op beleidsarme uitgangspunten en op de technische veronderstelling dat het EMU-saldo tussen 2002 en 2006 constant blijft op 1,1% BBP.

De budgettaire ruimte kan worden vergroot door beleidsmaatregelen die de verwachte economische groei verhogen. Ook kan extra financiële ruimte voor nieuw beleid gevonden worden in lastenverzwaringen, uitgavenbeperkingen en/of verkleining van het EMU-saldo.

Dit schrijft het CPB in het vandaag verschenen CPB Document no. 003, 'Boekhoudkundige berekening budgettaire ruimte 2003-2006'. De berekeningen sluiten aan op het Centraal Economisch Plan 2001 en op het voorzichtig trendmatig scenario tot 2006 uit de eerder verschenen studie 'Het Nederlandse groeipotentieel op middellange termijn' (CPB Document no. 001). De beleidsuitgangspunten zijn gebaseerd op de meerjarencijfers uit de Miljoenennota 2001; daarnaast is de recente voorlopige besluitvorming over de begroting 2002 op hoofdlijnen zo goed mogelijk verwerkt.

De technische analyse van het Planbureau is bedoeld om de politieke partijen en de Studiegroep Begrotingsruimte nu al enig inzicht te geven in de budgettaire ruimte die zonder nader beleid in de volgende kabinetsperiode beschikbaar komt. In het najaar komt het CPB met een uitgewerkte verkenning van de economische ontwikkeling op middellange termijn, in aansluiting op de Macro Economische Verkenning 2002. Bij die gelegenheid zal ook de berekening van de budgettaire ruimte worden aangepast aan de dan actuele inzichten en beleidsuitgangspunten.

Het voorzichtig trendmatig scenario behelst een economische groei van 2,25% per jaar. Door die groei stijgt de opbrengst van belastingen en premies, bij ongewijzigde tarieven, met in totaal over de gehele periode ruim 16 mld euro (bijna 36 mld gulden). Daartegenover groeien de netto uitgaven bij ongewijzigd beleid in totaal met ruim 15 mld euro (ruim 33 mld gulden). Omdat ook nog een ruimte van 2 mld euro vrijkomt bij begrotingsposten die niet onder deze definities van inkomsten en uitgaven vallen, resulteert een ruimte van 3,25 mld euro(7 mld gulden).

De omvang van de berekende ruimte is afhankelijk van het gehanteerde macro-economische scenario. Als bij de economische groei de nadruk iets minder ligt op stijging van de arbeidsparticipatie en iets meer op stijging van de arbeidsproductiviteit, dan is de budgettaire ruimte kleiner. Als de voorzichtigheidsmarge van 0,25% jaarlijkse groei niet in acht wordt genomen dan is de ruimte 1 mld euro (2,25 mld gulden) groter; de kans op tegenvallers is dan natuurlijk ook groter.

De omvang van de budgettaire ruimte komt overeen met 0,6% BBP. Daarmee lijkt de uitkomst sterk op de 0,7% BBP die in een soortgelijke berekening vier jaar geleden werd becijferd voor de huidige kabinetsperiode. Maar er zijn belangrijke verschillen in betekenis:

  • Toen werd gerekend met een scenario van 2% groei per jaar, nu met 2,25%.
  • De voorzichtigheidsmarge van 0,25% jaarlijkse groei nu is kleiner dan destijds de behoedzaamheidsmarge van 0,5 à 0,75% jaarlijkse groei. De kans op meevallers is nu dus kleiner en de kans op tegenvallers groter.
  • Voor de zorguitgaven gaat het CPB in de ramingen uit van een jaarlijkse volumegroei van 2,3% als bestaand beleid. Dit betekent dat alleen een grotere groei dan de genoemde 2,3% ten koste zou gaan van de berekende budgettaire ruimte. Vier jaar geleden werd gerekend met een taakstellende volumegroei van 1,3% per jaar.
  • In samenhang met de krappe arbeidsmarkt in de uitgangssituatie en de hogere geraamde groei voor de komende kabinetsperiode wordt nu gerekend met een aanzienlijk hogere stijging van de reële lonen in de marktsector. Via de koppelingsregels brengt dit ook een groter beslag op ruimte met zich mee. Overigens betekent die loonraming ook extra reële inkomsten voor de collectieve sector.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

De macro-economische uitgangspunten sluiten aan op het Centraal Economisch Plan 2001 en op het voorzichtig trendmatig scenario tot 2006 uit CPB Document no. 1. In een gevoeligheidsanalyse blijkt onder andere hoe de budgettaire ruimte verandert bij een andere samenstelling van de BBP-groei, en wat het budgettaire effect van de voorzichtigheidsmarge is.

De berekeningen zijn gemaakt om politieke partijen en de Studiegroep Begrotingsruimte nu al enig inzicht te geven in de budgettaire ruimte die zonder nader beleid in de volgende kabinetsperiode beschikbaar komt voor lastenverlichting, uitgavenverhoging en/of saldovergroting. Op basis hiervan kunnen de politieke partijen bepalen hoe deze ruimte wordt besteed en of extra ruimte moet worden gecreëerd door lastenverzwaring, uitgavenbeperking en/of saldoverkleining.

Het document beperkt zich tot een boekhoudkundige analyse van de budgettaire ruimte. Dat wil zeggen dat geen rekening is gehouden met de macro-economische doorwerking van het budgettaire beleid. De recente voorlopige besluitvorming over de begroting 2002 is zo goed mogelijk verwerkt, maar zonder eventuele effecten op de macro-economische variabelen.

Auteurs

Cees Jansen
Paul Besseling