5 juni 2013

De naakte feiten over de Nederlandse overheidsschuld

Overheidsschuld nu aanvaardbaar, daling wel nodig

Persbericht
De recente stijging van de overheidsschuld was economisch logisch, omdat daarmee de negatieve economische gevolgen van de crisis zijn gedempt. Op termijn is echter een lager schuldniveau gewenst om te voorkomen dat de Nederlandse economie in problemen komt.

Voor Nederland is zo'n prudent niveau met het huidige (kabinets)pakket van tekortreducerende maatregelen zonder grote additionele inspanningen te bereiken rond 2025. Dit schrijven Jasper Lukkezen en Wim Suyker in de vandaag verschenen CPB Policy Brief 2013/05  ‘Naar een prudent niveau van de overheidsschuld’.

Sinds het uitbreken van de economische crisis in 2007 is de overheidsschuld gestegen van 45% naar 71% van het bruto binnenlands product (bbp). In een crisis fungeert overheidsschuld als buffer om schokken in de economie op te vangen en ligt oplopende overheidsschuld dus economisch voor de hand. Een stijging van de schuld kan echter slechts tijdelijk zijn en is aan grenzen gebonden. Boven een bepaald niveau kan de schuld de rente opstuwen en een belemmering vormen voor de economische groei. Bij welk niveau dat gebeurt en in welke mate, is onzeker en hangt van de omstandigheden af. Voor eurolanden wordt geschat dat zulke effecten zich beginnen te manifesteren vanaf circa 80% à 100% bbp.

Om te voorkomen dat de economie door een hoge schuld in problemen komt, is het van belang om op lange termijn het schuldniveau te beperken. Zo’n prudent niveau heeft een veiligheidsmarge tot het schuldniveau dat mogelijk de groei kan schaden. Als het kabinet alle voorgenomen maatregelen uit het regeerakkoord uitvoert is voor Nederland zo'n prudent niveau vanaf 2017 zonder grote additionele inspanningen te bereiken in twee kabinetsperiodes.

Lees ook de bijbehorende achtergronddocumenten ‘De naakte feiten over de Nederlandse overheidsschuld’ en ‘Prudent debt level: a tentative calculation’.

Lees ook CPB Policy Brief 2013/05 'Naar een prudent niveau van de overheidsschuld', het bijbehorende persbericht en het Engelstalige achtergronddocument 'Prudent debt level: a tentative calculation'.

De Nederlandse overheidsschuld is sinds het uitbreken van de kredietcrisis sterk opgelopen (paragraaf 2.1). Eind 2012 lag deze onder het eurogemiddelde en was die kleiner dan de Duitse schuldquote (paragraaf 2.2). Deze oploop is echter zeker niet de grootste ooit, evenmin als het schuldniveau dat is: in de afgelopen tweehonderd jaar zijn er vijf periodes geweest met een forsere schuldoploop (paragraaf 2.3). Pas sinds 1997 ligt de Nederlandse schuldquote onder de gemiddelde quote van de hoogontwikkelde landen (paragraaf 2.4). In de afgelopen decennia vond significante schuldreductie plaats in de jaren vijftig, zestig en negentig en nam de schuld in de jaren tachtig toe (paragraaf 2.5). Schuldreductie vóór 1980 vond plaats door groei en negatieve reële rentes, ná 1980 door groei en overschotten.

Van wie en hoe leent de overheid? Net iets meer dan de helft van de Nederlandse overheidsschuld is in buitenlandse handen (paragraaf 3.1). Dit aandeel komt overeen met dat in België en Duitsland (paragraaf 3.2). De Nederlandse overheidsschuld wordt voor het overgrote deel (85%) lang gefinancierd (paragraaf 3.3). De rentebetalingen op de schuld zijn sinds het uitbreken van de kredietcrisis niet opgelopen, doordat het opwaartse effect van de hogere schuld werd geneutraliseerd door het neerwaartse effect van de lagere rentestanden (paragraaf 3.4).

Bruto schuld is niet altijd de beste maatstaf. De Nederlandse netto schuld is de bruto schuld minus de financiële activa en volgt een vergelijkbaar patroon als de bruto schuld (paragraaf 4.1). Het netto vermogen van de overheid breidt dit begrip uit en neemt de gas- en de kapitaalgoederenvoorraad mee. Dit is nog altijd positief (paragraaf 4.2). Ook het houdbaarheidssaldo, de meest volledige maatstaf die ook de toekomstige lasten van de huidige arrangementen meeneemt, is licht positief (paragraaf 4.3). Huishoudens, niet-financiële instellingen en vooral financiële instellingen hebben meer bruto schuld dan de overheid (paragraaf 4.4).

Auteurs

Jasper Lukkezen
Wim Suyker

Lees meer over