12 december 2013

Verdiepen en Verhelderen, Macro-economische analyse bij het CPB

In deze CPB Notitie geven wij richting aan de macro-economische analyse op het CPB in de komende jaren. Verdiepen, om actuele en structurele vragen over de macroeconomie en het beleid te kunnen beantwoorden. Verhelderen, om de transparantie van ramingen en beleidsanalyse te vergroten.
No title

Beide richtingen vertalen zich in vier concrete keuzes: meer aandacht voor de analyse van macro-economische vraagstukken, minder voor modelontwikkeling; gebruik van een macro-econometrisch model in ramingen en beleidsanalyses, niet van een DSGE-model; vereenvoudigen en verdiepen van het macro-econometrische Saffier-model; meer aandacht voor dataverzameling en toepassen van empirische methoden.

Verdiepen en verhelderen

Macro-economische analyse vormt een kerntaak van het CPB. Het is dus niet verwonderlijk dat visitatiecommissies (Hellwig in 2010, Frijns in 2013) aanwijzingen geven voor het versterken van deze analyse en het gebruik van macromodellen in ramingen en analyses.

Dit memo beschrijft de keuzes die het CPB maakt ten aanzien van macro-economische analyse. Deze keuzes zijn gebaseerd op de lessen uit diverse CPB-onderzoeksprojecten, een studie van de beschikbare wetenschappelijke literatuur, een rondgang langs relevante internationale instituten met vergelijkbare taken als het CPB (samen met DNB) en besprekingen met wetenschappers.

De kerntaken voor het programma Macro op het CPB zijn de ontwikkeling van kennis over macro-economische vraagstukken, het ramen van de macro-economische kerngegevens en het analyseren van beleidsvarianten. Voor de uitvoering van deze kerntaken wordt een mix van instrumenten en vaardigheden ingezet, variërend van empirisch onderzoek, analyses met partiele modellen tot ramingen en beleidsanalyses met een macro-econometrisch model.

De richting voor de komende jaren kan worden samengevat met twee woorden: verdiepen en verhelderen. Verdieping van de CPB-kennis van de macro-economie is nodig om actuele en structurele vragen over de macro-economie en het beleid te kunnen beantwoorden. Dit vindt plaats door middel van kleine onderzoeken naar actuele vragen, door grotere onderzoeksprojecten naar structurele vraagstukken en door meer nadruk te leggen op het doorgronden van de stand van de economie bij de ramingen. Daarnaast wordt het macro-econometrische model op punten gemoderniseerd. Verheldering komt vooral neer op het vergroten van de transparantie van ramingen en beleidsanalyse. Daarvoor is vereenvoudiging van het instrumentarium nodig. In dit instrumentarium speelt Saffier een centrale rol. Vereenvoudiging draagt bij aan een heldere uitleg van de ramingen (in CEP/MEV) en de beleidsanalyses (zoals Effecten Regeerakkoord), maakt de aansturing eenvoudiger en vergemakkelijkt het inwerken van nieuwe medewerkers.

Het memo start vanuit de taakopdracht van het CPB op macro-economisch gebied (paragraaf 1) en laat zien op welke manier de keuze voor verdieping en verheldering antwoord geeft op de vragen die de visitatierapporten van de commissies Hellwig en Frijns ons stellen. De paragrafen 2, 4 en 5 werken deze keuzes uit in ontwikkelingslijnen voor de drie centrale taken: de analyse van macrovraagstukken, het maken van ramingen en het doorrekenen van beleidsvarianten. Daartussen bespreekt paragraaf 3 DSGE-modellen, omdat afwegingen over dit type modellen van belang zijn bij de keuze voor het centrale instrumentarium voor ramingen en beleidsanalyses. Paragraaf 6 pakt alle lijnen samen en werkt dit uit tot een onderzoeksprogramma voor de komende drie jaar.

Keuzes

Voor de komende jaren worden de volgende keuzes gemaakt waarlangs het programma Macro zich op hoofdlijnen zal ontwikkelen.

De eerste keuze is de balans in het macro-onderzoek te verschuiven van modelmatige analyses naar de verdieping in macro-economische vraagstukken. Dat versterkt de wetenschappelijke onderbouwing van het programma Macro en voedt aldus het beleidsdebat met up-to-date inzichten. Paragraaf 2 en de projecten in paragraaf 6 bieden de concrete invulling van het onderzoek naar macrovraagstukken.

Ten tweede hanteert het CPB de komende jaren een macro-econometrisch model (een vernieuwd Saffier) als het centrale instrument voor ramingen en beleidsanalyses. Op grond van het eigen onderzoek naar een DSGE-model en de ervaringen van andere instituten kiest het CPB ervoor om een macro-econometrisch model te blijven hanteren en gaat het CPB niet over naar een DSGE-model. Een DSGE-model is theoretisch en praktisch niet geschikt voor beleidsanalyses op de schaal waarop het CPB deze hanteert voor analyse van een regeerakkoord of verkiezings¬programma’s (zie paragraaf 3 voor de onderbouwing). Hetzelfde geldt voor de mate van detail die besloten ligt in de ramingen van het CPB. Niet verder ontwikkelen van het DSGE-model maakt middelen vrij voor verdieping in macrovraagstukken.

Deze keuze illustreert de inherente spanning in het werk van het CPB tussen beleidsrelevantie en wetenschappelijke relevantie. In de wetenschap spelen DSGE-modellen nu een belangrijke rol. Recent onderzoek laat echter zien dat hanteren van dit type model voor ramingen en beleidsanalyses op onacceptabele wijze ten koste zou gaan van de beleidsrelevantie. Verwante instituten maken hier vergelijkbare keuzes.

In aansluiting op de keuze voor een macro-econometrisch model, ligt er ten derde een ontwikkelagenda voor het Saffier-model waarbinnen naast vereenvoudiging ook verdieping centraal staat. Paragrafen 4.3, 5.2 en 6 laten onder andere zien dat er meer nadruk komt te liggen op financiële factoren door onderzoek naar de invloed van vermogens en schulden op bestedingen; op de analyse hoe beleidsvarianten van het model zich verhouden tot uitkomsten uit de wetenschap; en op de betekenis van verwachtingen over de toekomst voor de ramingen en de effecten van beleid.

Ten vierde zal het CPB meer inzetten op empirisch onderzoek en de dataverzameling die daaraan vooraf gaat. Bij analysevraagstukken is meer aandacht nodig voor de heterogeniteit in de economie. En bij de ramingen gaan wij, naast het Saffier-model, meer gebruik maken van tijdreeksmethoden (VAR-modellen, conjunctuurindicator). Deze methoden bieden datagedreven, maar theoriearme ramingen, die kunnen worden gebruikt om de centrale raming (gemaakt met Saffier) bij te sturen. Aldus is het mogelijk om informatie uit allerlei bronnen, zoals vertrouwensindicatoren, ontwikkeling van uitzenduren en groei van conjunctuurgevoelige sectoren, in de ramingen te verwerken. Bovendien zullen inzichten uit het onderzoek naar macrovraagstukken ten dienste staan van de ramingen. Zie hiervoor paragrafen 4.3 en 6.

Downloads

Foto van de publicatieomslag
Engels, Pdf, 998.5 KB

Auteurs

Albert van der Horst
George Gelauff