6 juni 2014

Sociale interacties en de uittredingsleeftijd

Dit paper onderzoekt de rol van sociale interacties bij de beslissing op welke leeftijd te stoppen met werken en met pensioen te gaan. Sociale interacties zijn van belang voor de uittredingsbeslissing. Deze bevinding volgt uit eigen onderzoek op basis van enquêtevragen. Dit is een Engelstalige publicatie.
No title

Sociale interacties spelen een belangrijke rol bij de arbeidsparticipatie van ouderen. De sociale omgeving heeft zowel een voorbeeldfunctie als een adviesfunctie. Respondenten krijgen advies van hun sociale omgeving en hechten hier ook belang aan. De persoonlijke situatie van de sociale omgeving is ook van belang voor de uittredingsbeslissing.

Het onderzoek laat zien dat respondenten gevoelig zijn voor de uittredingsleeftijd van de sociale omgeving. Als de sociale omgeving een jaar later met pensioen gaat, past meer dan de helft van de respondenten zijn pensioenplanning aan. Gemiddeld gaan de respondenten drie maanden later met pensioen.

Een bijzondere rol is weggelegd voor de leeftijd van 65 jaar. Respondenten zijn eerder geneigd later uit te treden, als de nieuwe uittredingsleeftijd van de sociale omgeving 65 in plaats van 66 jaar bedraagt. Mogelijk hangt dit samen met de relevantie van de AOW-leeftijd als sociale norm voor een uittredingsleeftijd.

Door verhoging van de AOW-leeftijd werken individuen gemiddeld langer door. Financiële prikkels spelen daarin een belangrijke rol. Uit dit onderzoek blijkt dat sociale interacties een belangrijke aanvullende verklaring bieden. Door aanpassing van de sociale norm kan het lange-termijn-participatie-effect van de AOW-leeftijdsverhoging groter zijn dan het kortetermijneffect.

Auteurs

Niels Vermeer
Daniel van Vuuren
Maarten van Rooij (DNB/Netspar)