23 maart 2012

Verhoging private bijdrage in het hoger onderwijs

Op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt in deze CPB Notitie een antwoord geformuleerd op de vraag wat de gevolgen zijn van de vervanging van de basisbeurs voor bachelorstudenten door een sociaal leenstelsel.
No title

Lees ook de bijlagen (te downloaden PDF-bestanden, onderaan deze webpagina):

  • 'Investeringen in hoger onderwijs en fiscale neutraliteit' (Bas Jacobs);
  • 'Fiscaal neutraal bezuinigen op hoger onderwijs' (Lex Borghans).

CPB Notitie, conclusie:

> Indien fiscale neutraliteit als criterium voor de subsidie op hoger onderwijs wordt genomen, kan de publieke bijdrage voor de bachelorstudie met 6 tot 22 procentpunt omlaag van de huidige 86 procent naar 80 tot 64 procent. In het eerste geval komt dit overeen met een verlaging van de basisbeurs voor thuiswonende bachelorstudenten van
€ 1152 naar € 660. In het tweede geval kan de basisbeurs voor thuiswonende bachelorstudenten volledig worden afgeschaft en kan de publieke bijdrage nog verder afnemen, bijvoorbeeld door een verhoging van het collegegeld.

> Fiscale neutraliteit betekent niet noodzakelijk optimaliteit. De overheid kan een subsidie op onderwijs geven om positieve externe effecten (kennisspillovers) te internaliseren of te corrigeren voor gedragseffecten (leenaversie of tijdsinconsistent gedrag). Daar staat tegenover dat een basisbeurs ongewenste effecten kan hebben, doordat het tot minder effectief studiegedrag kan leiden. Het grootste deel van de subsidie, namelijk de publieke bekostiging van universiteiten voor de individuele student, is niet gerelateerd aan onderwijsprestaties maar aan de inschrijfduur. Tevens kan de basisbeurs de inkomensverdeling ongelijker maken, omdat de subsidie veelal bij rijkeren terechtkomt.

> De berekeningen zijn gevoelig voor het veronderstelde gewogen marginale tarief van een afgestudeerde bachelorstudent over de levensloop. Dit tarief is onzeker omdat gegevens over het juiste toe te passen tarief ontbreken. Bovendien bestaat onzekerheid over hoe het tarief zich in de toekomst zal ontwikkelen. Bij de berekening van fiscale neutraliteit is geen rekening gehouden met kapitaalbelastingen (box3). Deze zouden leiden tot een lagere fiscaal neutrale subsidie op onderwijs. Daar staat tegenover dat indien in de toekomst bijverdiensten van studenten worden ontmoedigd, dan een hogere subsidie op zijn plaats is.

> Deze berekeningen gelden wanneer studenten gevoelig zijn voor fiscale verstoringen. Wanneer de beslissing te gaan studeren ongevoelig is voor fiscale verstoringen, is een basisbeurs voor het bereiken van fiscale neutraliteit niet effectief. De overheid kan echter andere redenen hebben om een basisbeurs toe te kennen.

> Voor zover een student beperkingen ondervindt om te lenen tegen toekomstig inkomen, kan het sociaal leenstelsel een effectieve weg zijn om deze kapitaalmarktproblematiek te ondervangen. Recente literatuur uit de Verenigde Staten laat zien dat de groep leerlingen die leenrestricties ondervindt, is toegenomen.

Lees meer over