4 november 2022
CPB Column - Pieter Hasekamp

Reële prijzen zijn pijnlijk, maar nodig

Photo of Pieter Hasekamp
De inflatie in Nederland is hoog. Maar hoe hoog precies? Het afgelopen maandag gepresenteerde inflatiecijfer van oktober, op basis van de geharmoniseerde Europese index (hicp), bedroeg 16,8% op jaarbasis. Maar tegelijkertijd publiceerde het CBS een analyse van de consumentenprijsinflatie (cpi) waaruit blijkt dat de huidige berekeningswijze de inflatie met ongeveer een derde overschat. Afhankelijk van de gebruikte alternatieve methode komt de inflatie in augustus uit tussen de 7,5% en 9,6%, in plaats van de eerdere berekende 12%.
Pieter Hasekamp
directeur bij het Centraal Planbureau
Photo of Pieter Hasekamp

De oorzaak van dat verschil ligt in het feit dat het inflatiecijfer tot nu toe werd berekend aan de hand van de prijs van nieuwe energiecontracten. Maar aan het begin van dit jaar had ongeveer de helft van de Nederlandse huishoudens nog een energiecontract met de looptijd van een jaar of langer. Dat betekent dat er grote verschillen zijn in de mate waarin hogere prijzen gevoeld worden, maar ook dat de inflatie ongeveer een derde lager ligt dan eerder aangenomen. Desondanks blijft deze zeer hoog.

Toevalligheden

Eén van de gevolgen van die hoge inflatie is dat deze het zicht op reële prijsveranderingen in de economie vertroebelt. Zeker op korte termijn worden prijsverschillen steeds vaker bepaald door toevalligheden, zoals door het moment waarop een consument een energiecontract afsluit of door de looptijd van een cao. 

Dat is problematisch, omdat prijssignalen essentieel zijn voor de werking van een economie. In normale tijden zijn (relatieve) prijsbewegingen een indicatie voor verschuivingen in vraag en aanbod en zorgen ze ervoor dat die zo goed mogelijk op elkaar aansluiten. Consumenten en producenten baseren hun keuzes – van de aankoop van een croissantje tot het bouwen van een huis of een fabriek – op die prijzen en de verwachte ontwikkeling daarvan in de toekomst. Prijzen leveren essentiële informatie.

Maar dat geldt momenteel dus even wat minder. Naast de hoge inflatie speelt daarbij ook het feit dat de overheid op allerlei manieren ingrijpt in de economie en daarmee het prijsmechanisme beïnvloedt. Voor de helderheid: ik ben geen tegenstander van overheidsingrijpen. Markten kunnen alleen goed functioneren als een overheid regels stelt. En ik zie ook een duidelijke rol voor de overheid bij het corrigeren van ongewenste uitkomsten, bijvoorbeeld als het gaat om de inkomensverdeling.

Verspilling van energie

Toch is aan overheidsingrijpen ook een keerzijde verbonden. De huidige energiecrisis illustreert dat. De overheid heeft een prijsplafond ingesteld voor alle huishoudens, op basis van een genormeerd gebruik van gas en elektriciteit. Dat is een logische ingreep om te voorkomen dat veel huishoudens hun energierekening niet meer kunnen betalen. Maar de norm ligt zo hoog dat 80-90% van het verwachte energiegebruik onder het prijsplafond valt. 

Dat betekent dat bijna iedereen – ook mensen die een hoger tarief gemakkelijk zouden kunnen betalen, of diegenen die hun energiegebruik relatief eenvoudig zouden kunnen verlagen – profiteert. Dat leidt tot verspilling van belastinggeld, maar erger nog: ook van energie. Het prijsplafond verandert namelijk niets aan de oorzaak van de energiecrisis: de disbalans tussen het (fors gedaalde) aanbod van gas en de (veel minder gedaalde) vraag. Door de subsidies uit Nederland en andere Europese landen blijft de vraag naar energie hoger dan nodig en is er weinig reden tot zuiniger aandoen.

En dat terwijl de energiecrisis eens te meer heeft duidelijk gemaakt hoe effectief prijsprikkels kunnen werken om consumptiegedrag aan te passen. Er wordt al jaren grote moeite gedaan om huishoudens en bedrijven aan het verduurzamen te krijgen, door middel van voorlichting en het stimuleren van goed gedrag. Maar nu blijkt dat forse energiebesparing zelfs op de hele korte termijn realiseerbaar én financieel aantrekkelijk is. Willen we echt dat de belastingbetaler warme bakkers en sauna’s gaat subsidiëren? Of moeten huishoudens en bedrijven alles op alles zetten om energie te besparen?

Dat zijn retorische vragen. De overheid moet kwetsbare huishoudens financieel steunen, maar daarbij wel de prikkel voor energiebesparing behouden. En niet elk bedrijf zal de omslag naar energiezuinige productie kunnen maken. In een aantal gevallen betekent dit dat prijzen zullen gaan stijgen: croissants en saunabezoek worden duurder. Maar dat is precies wat er nodig is: we zullen moeten wennen aan een wereld waarin energie-intensieve producten nu eenmaal meer kosten. Reële prijzen zijn nodig voor gedragsverandering.

Pieter Hasekamp

Dit essay van Pieter Hasekamp is op vrijdag 4 november 2022 ook gepubliceerd op de opiniepagina van Het Financieele Dagblad.

alle columns en artikelen

Pieter Hasekamp

directeur bij het Centraal Planbureau

Neem contact op
Recente CPB columns

alle columns en artikelen

Lees meer over