17 november 2016

De ontwikkeling van flexibele arbeid: Een sectoraal perspectief

CPB: Nadelen van flexwerk beperken, verschillende oplossingen denkbaar

Persbericht
De laatste decennia neemt de flexibilisering op de arbeidsmarkt steeds verder toe. Er zijn economische voor- en nadelen. De voordelen komen breed in de maatschappij terecht, maar de nadelen slaan relatief sterk neer bij de zwakkere groepen op de arbeidsmarkt. Er zijn oplossingen denkbaar die de nadelen van flexibel werk beperken. Het is daarbij een uitdaging om de werkgelegenheid, arbeidsproductiviteit en houdbaarheid van de welvaartsstaat niet te schaden. Mogelijke oplossingen zijn bijvoorbeeld het invoeren van meer regels voor flexibel werk, of het verkleinen van de verschillen tussen de kosten en risico's van de verschillende arbeidsrelaties. Uiteindelijk gaat het hierbij om een politieke afweging.

Dit staat in het vandaag verschenen onderzoek 'Flexibiliteit op de arbeidsmarkt' van het Centraal Planbureau.

Elke oplossingsrichting heeft voor- en nadelen. Dat maakt de keuze niet eenvoudig. Zo kunnen meer regels worden ingevoerd om werkenden zonder een vast contract beter te beschermen, maar dan blijft de financiële prikkel om het vaste contract te vermijden bestaan. De kosten en risico’s die aan het vaste contract zijn verbonden, blijven dan immers gelijk. Voor het verminderen van de verschillen in kosten en risico’s tussen de verschillende arbeidsrelaties schetst het CPB twee varianten: een smalle en een brede.

In de smalle variant worden de kosten- en risicoverschillen afgebouwd door de baanbescherming en sociale zekerheid van (vaste) werknemers te versoberen. In deze variant kunnen de werkgelegenheid en het aantal vaste banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt worden vergroot. In een milde vorm hiervan worden kwetsbare groepen minder geraakt door een verlaging van het maximumdagloon (dit dagloon is de basis voor de berekening van o.a. de WW-uitkering) en een maximale transitievergoeding. De brede variant gaat naar een stelsel met meer uniforme regelingen voor arbeidsongeschiktheid, pensioen en scholing. Doordat alle werkenden dan onder deze regelingen vallen, nemen de verschillen tussen de soorten arbeidsrelaties af. In deze variant krijgen werkenden meer bescherming en verzekering. Daartegenover staat dat het voorkómen van onbeoogde instroom en daarmee kostenbeheersing lastig is. Er kan ook worden gekozen voor aparte regelingen voor zelfstandigen.

Op dit moment werken zes van de tien mensen op een vast contract. Tien jaar geleden waren dit er meer dan zeven. De stijging van flexibel werk zit vooral bij de lagere en middeninkomens. Jongeren verrichten relatief vaak flexibele arbeid, maar vinden uiteindelijk vaak alsnog een vaste baan. Ouderen en laag- en middenopgeleiden hebben ook steeds vaker een flexibel contract. Zij hebben vaker te maken met hogere werkloosheid, armoede en een hoge werkbelasting en volgen minder scholing dan werknemers met een vast contract.

Lees ook de bijbehorende achtergronddocumenten:

Lees ook de Policy Brief.

De toename op macroniveau wordt slechts voor een klein deel verklaard door veranderingen in sectorsamenstelling. Wanneer sectoren die doorgaans veel gebruik maken van flexibele arbeidskrachten, harder groeien dan andere sectoren, dan leidt dat tot een toename van het totale aandeel flexibele arbeid, zonder dat dit gepaard hoeft te gaan met een toename binnen de sectoren. Uit onze decompositieanalyse blijkt dit slechts een klein deel van de totale toename van flexibele arbeid te kunnen verklaren: het verklaart 6% van de toename van flexibele werknemers en 0% van de toename van zzp’ers.

Onze multivariate FE-regressies constateren een positieve associatie tussen de toename van het aandeel flexibele werknemers en de toename van openheid van sectoren (globalisering), een negatieve associatie met technologische ontwikkeling. Een 1%-punt grotere jaarlijkse toename van globalisering (aandeel export van totale afzet) is geassocieerd met een 0,42%-punt grotere jaarlijkse toename van flexibele werknemers. Een 1%-punt grotere toename van het aandeel ICT-kapitaal is geassocieerd met een 1,16%-punt lagere toename van het aandeel flexibele werknemers. Deze associaties impliceren geen causaal verband, mede omdat andere relevante factoren (zoals overheidsbeleid), niet worden meegenomen in onze analyse. We vinden geen statistisch significante associatie met de conjunctuur en de onderhandelingskracht van werkenden.

De toename van het aandeel zzp’ers is niet statistisch significant geassocieerd met de sectorkenmerken die we hebben onderzocht (globalisering, technologische ontwikkeling, conjunctuur en de onderhandelingspositie van werkenden).

Uit interviews met werkgevers in de thuiszorg, metaal en ICT-sector blijkt dat de behoefte aan en invulling van flexibele arbeid zowel worden bepaald door bedrijfseconomische factoren als door (overheids-)beleid. Een aantal van deze werkgevers geeft aan dat de ontslagbescherming van vaste werknemers een belangrijke reden is voor het aangaan van flexibele arbeidsrelaties. Bovendien geven sommige van de geïnterviewde werkgevers uit de ICT- en metaalsectoren aan dat dossieropbouw voor ontslag lastig is: leidinggevenden besteden er weinig tijd aan, omdat andere taken prioriteit hebben. Een deel van de geïnterviewde werkgevers uit de ICT-sector zou graag minder zzp’ers willen inhuren, omdat die voor hen relatief duur zijn en omdat ze goede mensen liever aan zich binden met een vast contract. Het afschaffen van de belastingvoordelen van zzp’ers zou hierbij kunnen helpen. Onder de geïnterviewde thuiszorgorganisaties bestaat onzekerheid over het aantal opdrachten dat in de toekomst vanuit de gemeente zal binnenkomen. Ook veranderingen in overheidsbeleid, bijvoorbeeld in de eigen bijdrage van zorgkosten, kunnen onzekerheden over de toekomstige vraag naar zorg met zich meebrengen. Hierdoor kunnen deze organisaties zich genoodzaakt voelen om flexibel te zijn om te kunnen inspelen op deze onzekerheden.

Auteurs

Marloes de Graaf-Zijl
Krista Hoekstra