20 september 2016

Macro Economische Verkenning (MEV) 2017

Herstel na crisis zet door, maar onzekerheid blijft

Persbericht
Het herstel van onze economie zet door. Toch blijft het herstel onzeker door onder meer de Brexit, de lage rentes en het ruime monetaire beleid in de EU en de VS. De groei van de Nederlandse economie komt in 2016 en 2017 uit op 1,7 procent. De werkloosheid daalt dit jaar naar 6,2 procent en blijft volgend jaar stabiel. Het overheidstekort daalt naar 1,1 procent van het bbp in 2016 en 0,7 procent in 2017.

Het gestage herstel na de crisis zet in de periode 2018-2021 door, zowel internationaal als in Nederland. De wereldeconomie groeit met gemiddeld 4 procent per jaar, de Nederlandse economie met 1,7 procent. De werkloosheid daalt licht naar 5,5 procent in 2021. De overheidsbegroting gaat van een tekort van 0,7 procent in 2017 naar een overschot van 0,9 procent bbp in 2021. De begroting is houdbaar op lange termijn. Dit blijkt uit de Macro Economische Verkenning (MEV) die het Centraal Planbureau zojuist publiceerde.

Koopkracht
De mediane koopkracht verbetert volgend jaar met 1,0 procent. Werkenden gaan er met 1,1 procent op vooruit. De koopkracht van uitkeringsgerechtigden stijgt eveneens met 1,1 procent, die van gepensioneerden met 0,7 procent. Hierbij zijn de maatregelen van het kabinet voor 2017 meegenomen. 

De mediane statische koopkracht stijgt niet in de periode 2018-2021. De mediane koopkracht van werkenden neemt niet toe in de periode 2018-2021 en die van uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden daalt. 

Inflatie
In lijn met het economisch herstel en gesteund door een stijging van de olieprijzen zal de inflatie in het eurogebied toenemen. De inflatie in Nederland blijft op de middellange termijn laag, gemiddeld 1,2 procent. Dit is vergelijkbaar met de inflatie in de rest van de eurozone en ver beneden de doelstelling van de ECB. 

Flexibilisering op de arbeidsmarkt – beschouwing
De beschouwing in de MEV gaat dit jaar over de flexibilisering van de arbeidsmarkt. In Nederland neemt het aantal flexibele contracten en het aantal ZZP’ers toe; beide liggen nu op een hoger niveau dan in andere landen. De vraag is of dit erg is. Voorkeuren bij werkenden bieden geen sluitende verklaring. Ook algemene trends zoals globalisering en technologische ontwikkelingen verklaren de groei van de flexibele schil in Nederland niet. In de ons omringende landen zijn die trends er tenslotte ook. De cijfers laten zien dat het ook geen tijdelijk fenomeen is en geen gevolg van de ongunstigere economische situatie. Daarmee lijkt beleid de bepalende factor. Daar ligt dan ook de sleutel voor verandering. 

De belangrijkste conclusies uit de MEV 2017 voor 2016 en 2017

Problemen in de Europese bankensector en onzekerheid over de ontwikkeling van de Chinese economie vormen neerwaartse risico’s voor de wereldeconomie. Positieve risico’s voor de Nederlandse economie zijn van binnenlandse herkomst. De Nederlandse economie blijft gestaag groeien met 1,7%, ondanks een drukkend effect van het referendum over de Brexit en de lagere gasproductie in 2017. De investeringsgroei is dit jaar groot en vlakt volgend jaar af. De overheidsbestedingen dragen ook bij aan de groei, mede dankzij een positieve impuls vanuit de begroting voor 2017. De werkloosheid daalt dit jaar naar 6,2% en stabiliseert in 2017. De toename van de koopkracht met 1% is volgend jaar lager dan dit jaar. De positieve beleidsimpuls op de koopkracht is volgend jaar kleiner dan dit jaar en de inflatie is hoger bij een gelijke contractloonstijging. De koopkracht van werkenden en uitkeringsgerechtigden komt op 1,1% uit en die van gepensioneerden op 0,7%. Het overheidstekort neemt af naar 1,1% bbp dit jaar en 0,7% bbp in 2017. Deze afname wordt vooral veroorzaakt door toenemende belastinginkomsten. De Nederlandse economie groeit in de periode 2018-2021 met gemiddeld 1,7% per jaar. Dit maakt een lichte daling van de werkloosheid naar 5,5% in het eindjaar mogelijk. De rente en inflatie lopen licht op, maar blijven laag. De overheidsbegroting schrijft zwarte cijfers, met een positief EMU-saldo van 0,9% in 2021, een schuld die afneemt naar 52% en een houdbaarheidsoverschot van 0,4%.

Gerelateerde raming en publicaties:

De Macro Economische Verkenning 2017 (MEV 2017, ISBN 978-90-1239-863-3) is in gedrukte vorm te bestellen via de webshop van de Sdu.

De onderstaande bijlagen worden ook beschikbaar gesteld als csv-bestanden op de Cijfer-pagina 'Open data'.

Downloads

Engels, Excel, 6.3 MB
Engels, Excel, 30 KB
Engels, Excel, 99.5 KB
20 september 2016
Voor Nederland zijn momenteel de begrotingsregels van de preventieve arm van het Stabiliteits- en Groeipact van belang. De preventieve arm ziet toe op het toegroeien naar en behouden van begrotingsevenwicht; een begroting is in evenwicht als het structurele EMU-saldo minimaal gelijk is aan de middellangetermijndoelstelling (MTO). Voor de preventieve arm zijn de volgende vier variabelen relevant: het feitelijke EMU-saldo, het structurele EMU-saldo, de overheidsschuld en de (gecorrigeerde) overheidsuitgaven.

Lees ook de Macro Economische Verkenning 2017.

De belangrijkste norm is dat Nederland het feitelijke overheidstekort beneden de 3% bbp houdt. Nederland zou weer met een buitensporigtekortprocedure te maken kunnen krijgen als blijkt dat het feitelijke overheidstekort in het afgelopen jaar meer dan 3% bbp bedroeg, of als het geraamde tekort meer dan 3% bbp is.  In alle ramingsjaren blijft het tekort minder dan 3% bbp. Als aan de 3%-norm is voldaan, wordt getoetst op begrotingsevenwicht. Voor Nederland dient het structurele EMU-saldo uiteindelijk minimaal gelijk te zijn aan zijn middellangetermijndoelstelling van het EMU-saldo (MTO): -0,5% bbp.  In 2015 en de twee ramingsjaren is het saldo negatiever dan de MTO.  De begroting is daarmee niet in evenwicht. 

Auteurs

Wim Suyker
22 september 2016
Op verzoek van de Tweede Kamer heeft het CPB de cumulatieve koopkrachtontwikkeling voor specifieke groepen over de jaren 2014 tot 2017 berekend.

De tabel bevat de actuele raming van de mediane cumulatieve koopkrachtontwikkeling (in procenten) voor 2014-2017 naar inkomenshoogte en naar inkomensbron. Zoals te doen gebruikelijk wordt hierbij uitgegaan van de statische koopkrachtdefinitie.

Downloads

Auteurs

Patrick Koot
21 september 2016
Het CPB raamt het gemiddelde aantal bijstandsuitkeringen op 389.000 in 2016. Dit is een toename van 7000 uitkeringen ten opzichte van het gerealiseerde volume in 2015. Aan de ene kant heeft de dalende werkloosheid een neerwaarts effect op het aantal bijstandsuitkeringen. Maar aan de andere kant hebben beleidseffecten en extra instroom door vluchtelingen een opwaarts effect. Naar verwachting stijgt het aantal uitkeringen in 2017 verder naar 395.000.

Lees ook de Macro Economische Verkenning 2017.

Voor de bekostiging van uitkeringen op grond van de Participatiewet  ontvangen gemeenten vrij besteedbaar budget. De hoogte van het budget wordt bepaald op basis van een raming voor het aantal uitkeringsgerechtigden en de gemiddelde hoogte van een uitkering. Het CPB publiceert ramingen van het aantal bijstandsuitkeringen in het lopende en komende jaar in het Centraal Economisch Plan (CEP) in maart en in de Macro Economische Verkenning (MEV) in september. Het uitgangspunt in de raming is de ramingsregel die het verband weergeeft tussen mutaties in de werkloze beroepsbevolking (WBB) en de mutatie in de bijstand.

Auteurs

Krista Hoekstra
20 september 2016
Vanaf 2011 zijn netto tekortreducerende maatregelen genomen door de achtereenvolgende kabinetten. In dit CPB-Achtergronddocument worden de diverse pakketten weergegeven en geaggregeerd. Het is een update van drie eerdere CPB Achtergronddocumenten hierover.

Lees ook de Macro Economische Verkenning 2017.

Op basis van de huidige beleidsvoornemens bedragen in de jaren 2011 tot en met 2017 de tekortreducerende maatregelen gemiddeld 7 mld euro per jaar (circa 1% bbp per jaar). Cumulatief komt dit neer op 46 mld euro (44 mld euro exclusief het tijdelijke EMU-relevante effect van de uitfasering van pensioen in eigen beheer). Deze tekortreducerende maatregelen vloeien niet alleen voort uit het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-Asscher maar ook uit het 6-miljard-pakket, het Begrotingsakkoord 2013 (Lente-akkoord) en het Regeer- en Gedoogakkoord van het kabinet Rutte-Verhagen uit 2010. Het lastenverlichtingspakket in de begroting 2016 (5-miljard-pakket) en de aanvullende maatregelen voor de ontwerpbegroting 2017 verminderen het totaal van de tekortreducerende maatregelen. 

Auteurs

Wim Suyker
20 september 2016
Het herstel van onze economie zet door. Toch blijft het herstel onzeker door onder meer de Brexit, de lage rentes en het ruime monetaire beleid in de EU en de VS. De groei van de Nederlandse economie komt in 2016 en 2017 uit op 1,7 procent. De werkloosheid daalt dit jaar naar 6,2 procent en blijft volgend jaar stabiel. Het overheidstekort daalt naar 1,1 procent van het bbp in 2016 en 0,7 procent in 2017. Dit is de derde raming gepubliceerd in 2016.

Conclusies

Lees het bijbehorende persbericht en de Macro Economische Verkenning 2017.

Fan charts

Lees het CPB Achtergronddocument, bekijk de nieuwste  fan charts en bekijk de Open data (csv).

Economische groei in Nederland, 2008-2017

Deze grafiek toont de groei van het Bruto Binnenlands Product in Nederland van 2008 t/m 2017

Kerngegevenstabel 2014-2017, 20 september 2016

Internationale economie
  2014 2015 2016 2017
Relevant wereldhandelsvolume goederen
en diensten (%)

3,9

3,8

3,4

3,2

Concurrentenprijs (goederen en diensten,
exclusief grond- en brandstoffen (%)

-1,3

6,0

-2,2

1,2

Olieprijs (dollars per vat)

99,0

52,5

43,7

51,4

Eurokoers (dollar per euro)

1,33

1,11

1,11

1,11

Lange rente Nederland (niveau in %)

1,5

0,7

0,2

0,1


Volume bbp en bestedingen
  2014 2015 2016 2017
Bruto binnenlands product
(bbp, economische groei, %)

1,4

2,0

1,7

1,7

Consumptie huishoudens (%)

0,3

1,8

1,3

1,8

Consumptie overheid (%)

0,3

0,2

0,8

1,0

Investeringen (inclusief voorraden, %)

3,2

6,2

5,0

3,8

Uitvoer van goederen en diensten (%)

4,5

5,0

3,2

3,1

Invoer van goederen en diensten (%)

4,2

5,8

3,7

3,8


Prijzen, lonen en koopkracht (toelichting/begrippen)
  2014 2015 2016 2017
Prijs bruto binnenlands product (%)

0,1

0,1

0,5

0,9

Uitvoerprijs goederen en diensten
(exlusief energie, %)

-1,0

0,2

-1,5

0,9

Prijs goedereninvoer (%)

-2,7

-5,1

-3,7

2,1

Inflatie (geharmoniseerde
consumentenprijsindex, hicp, %)

0,3

0,2

0,0

0,5

Contractloon marktsector (%)

1,0

1,3

1,6

1,6

Koopkracht, statisch, mediaan,
alle huishoudens (%)

1,3

1,1

2,8

1,0


Arbeidsmarkt
  2014 2015 2016 2017
Beroepsbevolking (%)

-0,4

0,4

0,3

0,7

Werkzame beroepsbevolking (%)

-0,6

1,0

1,0

0,8

Werkloze beroepsbevolking
(in duizend personen)

660

614

555

555

Werkloze beroepsbevolking
(niveau in % beroepsbevolking)

7,4

6,9

6,2

6,2


Marktsector (toelichting/begrippen)
  2014 2015 2016 2017
Productie (%)

2,4

2,8

2,2

2,3

Arbeidsproductiviteit (per uur, %)

1,6

1,6

0,6

1,4

Werkgelegenheid (in uren, %)

0,8

1,2

1,6

0,9

Loonvoet (per uur, %)

0,8

0,2

2,3

2,0

Arbeidsinkomensquote (niveau in %)

78,7

77,1

78,1

78,1


Overig
  2014 2015 2016 2017
Individuele spaarquote
(niveau in % beschikbaar inkomen)

-1,4

0,2

2,2

1,7

Saldo lopende rekening (niveau in % bbp)

8,5

8,5

8,7

8,2


Collectieve sector (toelichting/begrippen)
  2014 2015 2016 2017
EMU-saldo (% bbp)

-2,3

-1,9

-1,1

-0,7

EMU-schuld (ultimo jaar, % bbp)

67,9

65,1

63,3

61,8

Collectieve lasten (% bbp)

37,5

37,7

38,2

38,7

Aanvullende kerngegevens 2014-2017

Investeringen en uitvoer
  2014 2015 2016 2017
Bruto investeringen bedrijvensector
(exclusief woningen %)

2,7

7,4

7,2

2,6

Investeringen bedrijven in woningen (%)

6,1

27,4

10,3

4,5

Uitvoer van binnenslands geproduceerde
goederen (exclusief energie, %)

3,5

2,6

3,2

2,9

Wederuitvoer goederen
(exclusief energie, %)

5,4

4,4

4,2

4,2


Prijzen,overheid en cpi (toelichting/begrippen)
  2014 2015 2016 2017
Nationale consumenten prijsindex (cpi, %)

1,0

0,6

0,2

0,6

Afgeleide nationale consumentenprijsindex
(cpi, %)

0,6

0,4

0,1

0,5

Loonvoet sector overheid (%)

0,5

3,0

3,0

1,4

Prijs overheidsconsumptie,
beloning werknemers (%)

0,5

0,7

2,3

1,0

Prijs overheidsconsumptie,
netto materieel (imoc, %)

1,0

-0,9

0,5

0,8

Prijs intermediair verbruik (%)

0,5

-0,4

1,5

1,9

Prijs bruto overheidsinvesteringen
(iboi, %)

0,2

-0,1

0,1

0,1

Prijs nationale bestedingen (%)

0,5

-0,1

0,6

0,8

Prijs toegevoegde waarde marktsector (%)

-0,1

0,4

0,5

0,4


Diverse kerngegevens (in niveaus) (toelichting/begrippen)
  2014 2015 2016 2017
Bruto binnenlands product
(bbp, in miljarden euro's)

663,0

676,5

691,7

709,2

Bevolking (in duizenden personen)

16865

16940

17025

17110

Beroepsbevolking (in duizenden personen)

8874

8908

8935

9000

Werkloze beroepsbevolking nationale definitie
(in duizenden personen)

709

680

600

600

Werkloze beroepsbevolking nationale definitie
niveau, % beroepsbevolking)

9,0

8,6

7,6

7,5

Bruto modaal inkomen (euro)

35000

35500

36500

37000

Het CPB gebruikt met ingang van het CEP 2016 gewerkte uren in plaats van arbeidsjaren als maatstaf voor de input van arbeid. Dit heeft gevolgen voor de cijfers over loonvoeten en werkgelegenheid. Hierover is een CPB Achtergronddocument met meer toelichting beschikbaar.