This publication is in Dutch, there is no English translation!
February 19, 2015

Onderzoek alternatieve vormgeving kinderopvangtoeslag

Het ministerie van SZW heeft het CPB gevraagd om een analyse te maken van de effecten van alternatieve vormgevingen van de kinderopvangtoeslag (KOT). Deze CPB-Notitie beschrijft de effecten van de varianten, waarbij gekeken wordt naar de effecten op de arbeidsparticipatie, de vraag naar kinderopvang en de overheidsfinanciën.
No title

De gedragsreacties zijn bepaald met het MICSIM-model van het CPB. Alle varianten zijn budgettair-neutraal doorgerekend.

Het grootste effect (negatief) in termen van arbeidsparticipatie vinden we bij een schuif van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (ICK) naar de KOT: de participatie in uren van de totale populatie daalt met 0,1% . Een verhoging van de KOT verlaagt de ouderbijdrage van formele kinderopvang en hierdoor vindt substitutie plaats van informele naar formele kinderopvang. Dit leidt tot een relatief sterke toename van de vraag naar kinderopvang. Om de variant vervolgens budgettair-neutraal te houden, moet de ouderbijdrage voor de KOT weer worden verlaagd. Per saldo resulteert deze variant in een daling van de arbeidsparticipatie.

Een inkomensonafhankelijke KOT, met een vast vergoedingspercentage voor alle huishoudens ongeacht het inkomen, leidt tot een relatief sterke toename van de inkomensongelijkheid met 0,3%. Hier staat echter geen substantiële toename van de arbeidsparticipatie tegenover. De huidige inkomensafhankelijke vormgeving van de KOT, waarbij een aanzienlijk deel terechtkomt bij werkende ouders met een lager inkomen, leidt tot een beperkte afruil tussen minder arbeidsparticipatie en inkomensongelijkheid. In een aantal gesimuleerde varianten zien we een afruil tussen iets meer arbeidsparticipatie van ouders met een jongste kind tot 11 jaar en inkomensongelijkheid, zoals de varianten inkomensonafhankelijk, snel vaste voet en met vaste eigen bijdrage. Er zijn ook varianten waarbij de arbeidsparticipatie iets afneemt en de inkomensongelijkheid toeneemt, zoals minst verdienende partner I & II en aparte tabel KDV/BSO. In deze varianten wordt de marginale druk van de relatief elastische groep van tweede verdieners juist iets verhoogd. Een variant waar het omgekeerde gebeurt, KOT hoofdkostwinner, heeft een beperkt positief effect, terwijl het effect op de totale inkomensongelijkheid nihil is.

Authors

Henk-Wim de Boer