This publication is in Dutch, there is no English translation!
April 1, 2021
CPB Column - Pieter Hasekamp

De steun moet een keer stoppen

Photo of Pieter Hasekamp
Gisteren presenteerde ik de nieuwe economische vooruitzichten van het Centraal Economisch Plan. Die laten een gemengd beeld zien: de coronacrisis duurt langer dan gedacht, maar de economische gevolgen daarvan blijven relatief beperkt en het herstel is in zicht. Wanneer de coronamaatregelen kunnen worden opgeheven, vervalt de motivering voor de huidige steunregelingen voor bedrijven. Vanuit economisch perspectief dient dit beleid dan snel te worden afgebouwd.
Pieter Hasekamp
directeur of the CPB Netherlands Bureau for Economic Policy Analysis
Photo of Pieter Hasekamp

Lees het Centraal Economisch Plan 2021.

De boze reacties op deze analyse laten zich voorspellen. Hoezo blijven de economische gevolgen relatief beperkt? Heeft het CPB dan geen oog voor het feit dat veel ondernemers het water aan de lippen staat? Als het steunbeleid vervalt, volgt dan niet alsnog een golf aan faillissementen waardoor alles voor niets is geweest? Het is gemakkelijk praten als macro-econoom vanuit je bureaustoel, met een vast contract op zak.

Solidariteit

Dat laatste is zeker waar – hoewel ik ook in familie- en vriendenkring van dichtbij meemaak wat het betekent om je café of strandtent dicht te moeten houden zonder perspectief op heropening, of om als artiest afhankelijk te zijn van online optredens en vrijwillige donaties. En zo zijn er heel veel ondernemers, in de horeca, in de cultuur- en evenementensector, in de reisbranche en in de detailhandel, die het zwaar hebben en tegelijkertijd proberen om met creativiteit en doorzettingsvermogen de crisis te overleven. En met steun van de overheid. Want geen misverstand: het is volkomen terecht dat de overheid de getroffen sectoren sinds het begin van de crisis ruimhartig heeft gesteund.

Maar dat is geen reden om er eindeloos mee door te gaan. Laten we eens kijken welke argumenten er waren voor het steunbeleid – en hoe die moeten worden gewogen in het licht van de economische vooruitzichten. Ten eerste, het solidariteitsargument: de coronapandemie is een natuurramp die ons allemaal is overkomen. We moeten solidair zijn met de getroffenen, of dat nu gaat om ouderen die zonder maatregelen een groot risico lopen om ernstig ziek te worden, of om ondernemers en werknemers die door de maatregelen hun inkomen of hun baan dreigen te verliezen. Dat is een volstrekt valide argument, maar het vervalt op het moment dat de contactbeperkingen kunnen worden opgeheven. Natuurlijk zijn er dan nog steeds bedrijven die het moeilijk kunnen hebben en mensen die werkloos kunnen raken. Maar daarvoor gelden dan de normale regelingen in de sociale zekerheid: bij elke economische crisis komen mensen, vaak buiten hun schuld, in de problemen.

Het solidariteitsargument heeft bovendien ook een andere kant: de huidige steunmaatregelen komen vooral terecht bij relatief bevoorrechte groepen: ondernemers met (normaliter) een behoorlijk inkomen, werkenden met een vast contract. De kwetsbaren op de arbeidsmarkt – mensen met een tijdelijke contract, oproepkrachten, zzp’ers in afhankelijke posities, jongeren die hun eerste baan zoeken – krijgen meestal helemaal niets. En dat terwijl de kosten van de steun, inmiddels zo’n 60 miljard euro, in de vorm van een hogere staatsschuld terechtkomen bij toekomstige generaties. 

Economische dynamiek

Het tweede argument voor overheidssteun is economisch: zonder die regelingen zouden veel bedrijven het mogelijk niet hebben gered en veel meer werknemers hun baan hebben verloren. Daarmee was grotere permanente schade aan de economie ontstaan dan nu het geval is en zou iedereen slechter af zijn geweest – op termijn ook jongeren.  Maar ook hier geldt: dat is nog geen reden om die steun eindeloos te continueren. Want het gevaar van domino-effecten van omvallende bedrijven, van besmetting van de financiële sector, van kapitaalvernietiging, dat speelde vooral in de eerste fase van de crisis. Hoe langer de steun duurt, hoe kleiner de economische baten, en hoe groter de kosten. De huidige steun bevriest delen van de economie op de situatie van begin 2020 en blokkeert daarmee de normale economische dynamiek: bedrijven die stoppen en nieuwe bedrijven die starten, mensen die ergens anders een nieuwe baan vinden. Het gevaar bestaat dat er zo zombiebedrijven ontstaan: ondernemingen zonder toekomstperspectief die overleven op steun en het voortrollen van leningen. Werknemers zitten doorbetaald thuis – en dat terwijl andere sectoren soms zitten te springen om mensen en startende ondernemers geen kans krijgen. Dat was het afgelopen jaar nog verdedigbaar, maar zodra de contactbeperkingen worden opgeheven, dient ook de steun te stoppen. En mocht de crisis onverhoopt nog veel langer gaan duren, ook dan zal de huidige overheidssteun moeten worden afgebouwd omdat de economie zich sowieso moet kunnen aanpassen aan het “nieuwe normaal”.

Staatsschuld

Ten slotte is er het budgettaire argument. Bijna alle economen zijn het erover eens dat de oploop van het begrotingstekort op dit moment geen belemmering is voor overheidssteun: de Nederlandse staatsschuld is immers op geen enkele manier in de gevarenzone. Dat klopt, maar dat wil nog niet zeggen dat het overmaken van nog meer middelen aan bestaande bedrijven ook de beste manier is om overheidsgeld te besteden. Er is behoefte aan herstelbeleid dat de coronaschade repareert – denk aan de aanpak van leerachterstanden. Maar daarnaast heeft de crisis bestaande kwetsbaarheden in de Nederlandse economie verder uitvergroot: de tweedeling op de arbeidsmarkt, de kansenongelijkheid in het onderwijs, de achterblijvende investeringen bij het bedrijfsleven, de kwaliteit van de publieke dienstverlening. Herstelbeleid zal ook moeten aangrijpen bij die kwetsbaarheden, maar dat vraagt om politieke keuzes. Met oog op de onzekere gevolgen van de crisis voor de overheidsfinanciën op langere termijn, is het nu niet raadzaam de begroting structureel te belasten. Extra overheidsinvesteringen moeten dan bijvoorbeeld gedekt worden uit hogere belastingen op winst en vermogen. De CPB-doorrekening van de verkiezingsprogramma’s laat zien: niet alles kan tegelijkertijd.

De huidige steunmaatregelen duren tot 1 juli. Het kabinet denkt op dit moment na over continuering. Vanuit economisch en budgettair perspectief, maar ook vanuit solidariteitsoverwegingen, is dat geen goed idee. Het huidige steunbeleid moet zo snel mogelijk stoppen – zodat het herstelbeleid van start kan gaan.

Pieter Hasekamp

all columns and articles

Pieter Hasekamp

directeur of the CPB Netherlands Bureau for Economic Policy Analysis

Get in touch