Personeel gezocht! Of extra uren gevraagd?
Pieter Hasekamp
directeur of the CPB Netherlands Bureau for Economic Policy AnalysisProblemen
Die personeelstekorten kunnen tot problemen leiden: de economische groei wordt geremd, maar erger, essentiële voorzieningen kunnen in gevaar komen. Nu al moeten scholen regelmatig klassen naar huis sturen omdat er geen (vervangende) leerkrachten beschikbaar zijn. Het overheidsbeleid vergroot dit tekort nog eens: de 8,5 miljard euro uit het Nationaal Programma Onderwijs, bedoeld om leerachterstanden weg te werken, vraagt om extra leerkrachten die er op korte termijn niet zijn. Ook op andere terreinen heeft het coronabeleid onbedoelde gevolgen: sommige werknemers zitten dankzij de NOW-regeling nog altijd (deels) thuis, terwijl zij elders aan de slag zouden kunnen. Om die reden heb ik op deze plek eerder gepleit voor stopzetting van het generieke steunbeleid.
Inmiddels heeft het kabinet aangekondigd de huidige coronasteun na het derde kwartaal te willen beëindigen. Dat helpt om aanpassingen op de arbeidsmarkt mogelijk te maken, maar desondanks zullen veel sectoren blijven kampen met personeelstekorten. In het verleden is de oplossing soms gezocht in arbeidsmigratie, maar daaraan kleven nadelen op allerlei terreinen. Het lijkt sowieso logischer om eerst het onbenut arbeidspotentieel in eigen land te benutten.
Onbenut arbeidspotentieel
We hebben het dan allereerst over mensen die wel zouden willen werken, maar dat nu niet kunnen. Het blijkt echter lastig om veel mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt – al dan niet vanwege een arbeidsbeperking - via begeleiding en scholing naar betaald werk te krijgen. Dat is geen reden om het niet te blijven proberen: de CPB-publicatie Kansrijk actief arbeidsmarktbeleid schetst een aantal opties. Maar het is een weg van de lange adem.
Een andere manier om het arbeidspotentieel te vergroten is door te stimuleren dat meer mensen op de arbeidsmarkt actief worden of blijven. Hier is de afgelopen decennia veel vooruitgang geboekt: de arbeidsparticipatie onder vrouwen is sterk gestegen, ondersteund door goedkopere kinderopvang en belastingvoordelen voor werkende ouders. Die stijging zien we ook bij de arbeidsparticipatie van ouderen, gestimuleerd door het afbouwen van de vut en het opschuiven van de AOW-leeftijd. Maar juist omdat inmiddels verreweg de meeste vrouwen én ouderen aan het werk zijn én blijven, kunnen we hier de komende tijd geen grote effecten meer van verwachten.
We zouden ook kunnen proberen om niet alleen meer mensen aan het werk te krijgen en te houden, maar ook het aantal uren dat mensen werken te vergroten. Daar lijkt nog een wereld te winnen. Het vorig jaar verschenen interdepartementale beleidsonderzoek Deeltijdwerk (IBO Deeltijd) benadrukt het unieke van Nederland in dit opzicht: nergens ter wereld werken vrouwen én mannen zo vaak in deeltijd, en nergens is het verschil in het aandeel deeltijders tussen vrouwen en mannen zo groot als in Nederland. In verreweg de meeste gevallen is dat een vrijwillige keuze. Maar dat betekent nog niet dat die keuze ook maatschappelijk gezien gewenst is. De Nederlandse deeltijdcultuur leidt tot onderbenutting van arbeidspotentieel, maakt deeltijdwerkers (meestal vrouwen) financieel afhankelijk van hun partner en maakt huishoudens kwetsbaar voor financiële risico’s .
Sociale normen
Het is nog niet zo eenvoudig om daar wat aan te doen. Een recente CPB-studie laat zien dat de beslissing om minder uren te gaan werken na de geboorte van het eerste kind – waardoor het inkomen van vrouwen gemiddeld genomen bijna 50% lager uitkomt dan het anders zou zijn geweest – maar beperkt samenhangt met de beschikbaarheid van kinderopvang en dat sociale normen een veel grotere rol spelen. Ook het IBO Deeltijd wijst op het belang van sociale normen, en laat zien hoe Nederland gevangen zit in een deeltijdklem door een veelheid van factoren, waarbij ook verlofregelingen, de organisatie van het onderwijs en standaardcontracten een rol spelen.
Al die factoren grijpen op elkaar in en houden gezamenlijk de Nederlandse deeltijdcultuur in stand. Om dat te doorbreken is dan ook een breed pakket van maatregelen nodig. Daarbij kunnen werkgevers ook het nodige doen, zoals het bieden van betere arbeidsvoorwaarden en het beter faciliteren van de combinatie van werk, privé en zorgtaken. Sommige maatregelen lijken apart beschouwd relatief duur, zoals het aanbieden van (vrijwel) gratis kinderopvang en een breed schoolarrangement voor 4-12 jarigen. Maar als daardoor de deeltijdfactor in beweging komt en sociale normen veranderen, kunnen samenhangende hervormingen uiteindelijk effectief blijken.
Is daarmee ook het huidige personeelstekort op te lossen? Nee, vergroting van het onbenut arbeidspotentieel is maatschappelijk en economisch gezien gewenst, maar zal niet op hele korte termijn tot resultaten leiden. Bovendien kan vergroting van de arbeidsparticipatie nooit een structurele oplossing kan zijn voor een krappe arbeidsmarkt: meer arbeidsaanbod leidt tot hogere economische groei en daarmee uiteindelijk tot nieuwe krapte. De economie past zich daarop aan, bijvoorbeeld door hogere lonen en door investeringen in arbeidsbesparende technologie – het onderwerp van de komende CPB-lecture. En die posters op de caféramen? Ik zie ze liever dan de borden die een gedwongen sluiting aankondigen.
Pieter Hasekamp
- more about Pieter
Pieter Hasekamp
directeur of the CPB Netherlands Bureau for Economic Policy Analysis
- more about Pieter
Recent CPB columns
- Van wie is de ruimte? - Jeroen Hinloopen
- Kinderwetje uit 1874 nog steeds actueel - Frits Bos
- Misverstanden plagen aanpak van productiviteit - Pieter Hasekamp