This publication is in Dutch, there is no English translation!
November 10, 2022
CPB Column - Marcel Timmer

Wil het echte inflatiecijfer opstaan?

Photo of Marcel Timmer
Wellicht ken je het nog, het evergreenprogramma "Wie van de drie". Sinds 1963 geregeld op de Nederlandse televisie. Drie personen die beweren hetzelfde bijzondere talent of beroep te hebben. Aan het panel de opdracht om de echte persoon in kwestie te achterhalen. Aan het eind van de show gaat de échte staan, spannende tv. Ik moest eraan denken toen het CBS onlangs berichtte over een nieuwe methode om de consumentenprijsindex (cpi) in Nederland te berekenen. Daarnaast publiceert het CBS ook de cpi volgens de huidige meetmethode, evenals de geharmoniseerde prijsindex (hicp) volgens de Europese definitie. En centrale banken, zoals de ECB, hanteren weer andere maatstaven voor de zogeheten onderliggende inflatie. Je zou makkelijk de vraag kunnen stellen: welke reeks meet nu echt het Nederlandse inflatiepeil?
Marcel Timmer
onderdirecteur of the CPB Netherlands Bureau for Economic Policy Analysis
Photo of Marcel Timmer

Dat is echter de verkeerde vraag. Hét inflatiecijfer bestaat namelijk niet. Afhankelijk van wat je wilt weten over het inflatieproces is de ene of de andere maatstaf informatiever. En er zijn vele maatstaven in omloop. 

Consumentenprijsindex 

Het bekendste inflatiegetal is de consumentenprijsindex (cpi). Deze index meet de stijging van de prijzen van goederen en diensten die door Nederlandse huishoudens worden geconsumeerd. De cpi steeg hard de afgelopen maanden. Te hard volgens recent CBS-onderzoek. Dit omdat het CBS alleen prijzen van nieuwe energiecontracten waarneemt. Maar de meeste mensen sluiten niet maandelijks een nieuw energiecontact af bij een nieuwe leverancier. Een aanzienlijk aandeel huishoudens heeft een contract met vaste prijzen voor een jaar of langer. En energiemaatschappijen passen prijzen op variabele contracten van bestaande klanten vaak niet maandelijks aan. Daarbij komt ook nog dat nieuwe klanten geregeld een hogere prijs betalen dan bestaande klanten. Het CBS heeft daarom nu prijzen voor alle contracttypen verzameld en komt tot de conclusie dat de inflatie voor zo ongeveer een derde is overschat in de afgelopen periode. Niet erg verrassend als je bedenkt dat ook ongeveer een derde van de huishoudens een vast contract had [CBS link]. Het verklaart ook (voor een deel) waarom de gemeten Nederlandse cpi zoveel hoger is dan in veel andere Europese landen. 

Onderzoeks-cpi

Wat zegt het verschil tussen de officiële cpi en deze onderzoeks-cpi? De interpretatie dat de officiële cpi ‘vooruitloopt’ op de daadwerkelijke cpi, omdat uiteindelijk iedereen geconfronteerd gaat worden met een nieuw contract [zie CBS], is moeizaam. Immers, huishoudens met een vast contract zijn nog steeds niet geconfronteerd met de hogere prijzen en zullen dat misschien ook nooit worden als de prijzen weer dalen of worden gemaximeerd. Een juistere interpretatie van het verschil is dat er momenteel grote inflatie-ongelijkheid bestaat. De groep huishoudens met een nieuw contract ervaart inflatie als gemeten in de officiële cpi. Huishoudens met een vast contract ervaren veel minder inflatie. Daarnaast is er inflatie-ongelijkheid doordat budgetaandelen van energie verschillen tussen huishoudens (zie sectie 2 in CPB, CEP 2022). Dit is belangrijke informatie voor sociale partners en beleidsmakers die financieel kwetsbaren en koopkracht doelmatig willen beschermen.

ECB-reeksen

Ondertussen kijken centrale banken naar een heel andere getallenreeks: de zogeheten onderliggende inflatie, ook wel kerninflatie genoemd [link]. Centrale banken streven met hun monetair beleid naar een stabiele prijstrend op de langere termijn. Kortetermijnfluctuaties in prijzen worden daarom bij voorkeur buiten beschouwing gelaten in de inflatiemeting. Probleem is dan natuurlijk om te bepalen welke goederen- en dienstenprijzen gedreven worden door fluctuaties op de korte termijn. Standaardvoorbeeld zijn de prijzen van vers voedsel die een typisch seizoenspatroon hebben. En ook de prijsontwikkeling van grondstoffen zoals olie en gas werd lang gezien als vooral gedreven door cyclische factoren. De kerninflatiemaatstaf die door de ECB wordt gebruikt sluit energie- en voedselprijzen uit. Zo is de eurozone hicp in oktober 10.7% (jaar-op-jaar) tegenover 6.4% kern-hicp. Maar er zijn steeds meer aanwijzingen dat de huidige energieprijsstijging een blijvend karakter kan hebben, en daarmee ook prijzen van met name energie-intensieve producten op een permanent hoger peil brengt. In reactie hierop hebben centrale banken de statistische trukendoos opengegooid en een bonte verzameling van nieuwe inflatiemaatstaven ontwikkeld, waarbij verschillende productgroepen worden uitgesloten op basis van hun recente prijsontwikkelingsprofiel. De ECB heeft bijvoorbeeld de super-kerninflatiemaatstaf waarin alle prijzen die meebewegen met de business cycle worden uitgesloten [zie hier voor een mooi overzicht]. Er zijn dus veel inflatiemaatstaven in omloop.

Kostprijsopbouw

Paul Krugman betoogde in zijn New York Times-column dat maatstaven voor structurele inflatie een belangrijk punt missen. Om te kunnen begrijpen wat productprijzen drijft, is het nodig om de kostprijsopbouw te deconstrueren naar de beloningen voor arbeid, kapitaal en (geïmporteerde) grondstoffen. Dan blijkt dat de kosten van arbeid dominant zijn, vooral bij veel diensten. En daar consumeren we steeds meer van. Loonkosten maken in Nederland tussen de 70 en 80% van de toegevoegde waarde in Nederland uit. Krugman kijkt momenteel dan ook vooral naar de ontwikkeling van de lonen om te begrijpen waar het structurele inflatiepeil heen gaat. Additioneel is het de vraag in hoeverre gestegen kosten voor producenten worden doorvertaald naar consumentenprijzen. Doorvertaling is omgekeerd evenredig aan de marktmacht van de producent, de zogenaamde afwentelingsparadox.   

Bij het CPB

Welk inflatiecijfer gebruikt het CPB dan in zijn macro-economische ramingen? Verschillende. De huidige cpi wordt gebruikt voor allerlei indexaties zoals bijvoorbeeld de prijscompensatie voor de kinderbijslag. Deze zijn vaak wettelijk vastgelegd op basis van de officiële cpi. De nieuwe onderzoeks-cpi zullen we daarentegen gebruiken bij het updaten van de koopkrachtcijfers, omdat die dichter bij de gemiddelde ervaren inflatie ligt dan de officiële cpi. In het ramen van particuliere consumptie maken we standaard gebruik van de prijsindex particuliere consumptie uit de Nationale Rekeningen, niet een cpi. Deze prijsindex volgt de daadwerkelijk betaalde prijs voor energie zo goed mogelijk en ligt dan ook dichter bij de onderzoeks-cpi dan de officiële cpi (zie pagina 23 in CPB, MEV 2023 Verdieping). En net als Krugman volgen we met veel belangstelling de ontwikkeling van cao-lonen en gebruiken we deze in onze ramingen van toekomstige inflatie, net als informatie over inflatieverwachtingen [link]. Begin december zullen we een nieuwe doorrekening van onder andere overheidsfinanciën en koopkracht publiceren op basis van recente macro-economische inzichten, aan de hand van verschillende scenario’s. 

“Wil het echte inflatiecijfer opstaan?” is dus een weinig zinvolle vraag. Wie inflatie goed wil begrijpen, heeft veel meer informatie nodig. Het publiceren van de nieuwe onderzoeks-cpi door het CBS is dus toe te juichen. De keuze voor de ene of andere reeks is afhankelijk van de analyse waarin je het inflatiecijfer wilt gebruiken. 

Marcel Timmer

all columns and articles

Marcel Timmer

onderdirecteur of the CPB Netherlands Bureau for Economic Policy Analysis

Get in touch

Read more about