27 oktober 2015

Macro-economische waarde van wetenschap moeilijk kwantificeerbaar

Investeringen in wetenschappelijk onderzoek leiden niet automatisch tot een hogere economische groei. Het economische rendement op deze investeringen lijkt sterk afhankelijk van de nationale context en de manier waarop onderzoeksmiddelen worden besteed.

Lees ook het bijbehorende CPB Discussion Paper 313.

Dat concludeert  het Centraal Planbureau in een studie die op verzoek van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap  is uitgevoerd. Aanleiding voor dit verzoek was een verkenningsrapport van de KNAW-commissie ‘Waarde van Wetenschap’ uit 2013, waarin het belang van beter inzicht in de relatie tussen wetenschap en economische groei werd benadrukt. Het CPB-onderzoek  is uitgevoerd in samenwerking met KNAW-commissielid professor Bart Verspagen (Universiteit Maastricht).

Op basis van macro-economische analyses is het moeilijk om algemene uitspraken te doen over de invloed van investeringen in wetenschap op economische groei en productiviteit. De geschatte rendementen laten geen eenduidig beeld zien en liggen in een bandbreedte die varieert van (sterk) negatief tot positief.

De rendementen lijken sterk afhankelijk van de nationale context, waarin ook het overheidsbeleid een belangrijke rol speelt. Wetenschappelijk onderzoek is zeer divers en overheidsmiddelen kunnen  worden besteed aan uiteenlopende disciplines, onderzoekstypen of beleidsinstrumenten. Het totale rendement is niet alleen afhankelijk van de hoeveelheid middelen die geïnvesteerd wordt, maar ook van de mate waarin deze middelen efficiënt worden ingezet en de wijze waarop de publieke wetenschapsinvesteringen ingebed zijn in de bredere economische structuur.

De studie analyseert het effect van investeringen in wetenschap door te zoeken naar macro-economische statistische verbanden tussen economische groei en publieke uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling. Het gaat om een groep  hoogontwikkelde landen (waaronder Nederland) in  de periode 1963-2011.

Het onderzoek beperkt zich, in lijn met de KNAW-verkenning,  tot de economische waarde van wetenschap in termen van het bruto binnenlands product en/of de productiviteit. Wetenschap kan ook via andere kanalen bijdragen aan de maatschappelijke welvaart. Deze bredere maatschappelijke waarde van wetenschap maakt geen onderdeel uit van de analyse.