Ramingen FAQ
Het CPB krijgt regelmatig vragen over zijn ramingen en de (Nederlandse) economie. Hier kunt u antwoorden op veelgestelde vragen vinden.
Bekijk de YouTube-video 'Uitleg van de CPB Ramingen'.
Het CPB publiceert jaarlijks kortetermijnramingen voor de economie in Nederland en de wereldeconomie. Deze vormen de basis voor de sociaal-economische besluitvorming door de regering. De ramingen bevatten economische vooruitzichten voor het lopende en komende jaar. Bekijk de meest recente raming en de ramingen-tijdlijn.
De ramingen zijn:
- Het Centraal Economische Plan (CEP) in maart
- De Macro Economische Verkenning (MEV) in september (Prinsjesdag)
De kortetermijnramingen behandelen de internationale conjunctuur, de Nederlandse volumeconjunctuur op macro-niveau (economische groei, consumptie, investeringen, uitvoer en invoer), prijzen, arbeid en inkomen (lonen, werkgelegenheid, arbeidsaanbod, werkloosheid en koopkracht) en de overheidsfinanciën.
Daarnaast publiceert het CPB:
- In augustus een concept-versie van de MEV (cMEV). Op basis daarvan kan het kabinet aanvullende maatregelen nemen, met name voor de koopkracht
- In maart bij CEP een rollende, meerjarige raming in aanvulling op de raming voor de korte termijn. Als input voor de meerjarige begrotingsramingen van het kabinet
- Vóór elke nieuwe kabinetsperiode een macro-economische verkenning voor de komende vier of vijf jaar: de middellangetermijnverkenning (mlt).
De ramingen zijn gebaseerd op nationale en internationale cijfers: een inschatting van de wereldhandel, invoerprijzen en de wisselkoers. Verder voorzien we de overheidsuitgaven en –inkomsten van een waarde. De meest recente CBS-cijfers (Nationale rekeningen) vormen een belangrijke informatiebron. Daarnaast houden we rekening met cao-afspraken, handels- en groeiprognoses van internationale organisaties, het aantal verstrekte uitkeringen en mutaties in de Rijksbegroting. De beleidsuitgangspunten en data vertalen we vervolgens in een consistent en plausibel totaalbeeld, met behulp van economische modellen. Hierbij wordt kritisch naar de modeluitkomsten gekeken. Deze ‘expert opinion’ wordt gebruikt om maand- en kwartaalpatronen te interpreteren, soft indicators te duiden en uitkomsten van verschillende modellen te combineren. Waar nodig leidt deze informatie tot bijsturing van de voorlopige uitkomsten.
Het CPB gebruikt zowel voor de korte-termijnramingen als voor de middellange- termijnverkenningen het macro-econometrische model SAFFIER II. Daarnaast worden specifieke submodellen gebruikt, bijvoorbeeld voor het internationale beeld (NiGEM), belastingen (TAXUS) en sociale zekerheid (MIMOSI). Een overzicht van de gebruikte modellen is te vinden op de website.
De ramingen kennen diverse onzekerheden, zoals de raming van de internationale economie, de inschatting van de stand van de conjunctuur en de invloed van binnenlandse en buitenlandse ontwikkelingen op de Nederlandse economie. Hoewel de ramingen niet systematisch te hoog of te laag zijn, worden in sommige jaren (soms grote) voorspelfouten gemaakt. Vergelijkingen uit het verleden laten zien dat de trefzekerheid van het CPB vergelijkbaar is met instellingen als de OESO, de Europese Commissie en het IMF. Naast de meest waarschijnlijke voorspelling publiceert het CPB fan charts, die een kwantitatieve duiding geven van de ramingsonzekerheid.
De CPB-ramingen kennen diverse bronnen van fouten, bijvoorbeeld:
- Modelonzekerheid: Het gebruik van een macro-econometrisch model brengt noodzakelijkerwijs onzekerheid met zich mee. Modelparameters zijn geschat, de exacte waarde is onzeker. Bovendien zijn ze geschat op basis van data uit het verleden, deze relaties kunnen niet altijd zonder meer worden toegepast op de toekomst. Als er aanwijzingen zijn dat het model de samenhang tussen economische variabelen niet goed beschrijft, worden de modeluitkomsten bijgestuurd of wordt het model herzien dan wel herschat.
- Onzekerheid over het verleden: Cijfers over het recente verleden worden later bijgesteld omdat nieuwe informatie beschikbaar is gekomen. Zo stelt het CBS zijn voorlopige cijfers voor bbp-groei soms achteraf aanzienlijk bij. Dit betekent dat er bij het maken van een raming is uitgegaan van een ‘onjuist’ voorlopig cijfer.
- Geplande beleidsmaatregelen worden veranderd: In de MEV worden beleidsmaatregelen van het kabinet meegenomen in de berekeningen. Als de regering haar beleid wijzigt of extra maatregelen neemt, verandert daarmee ook de toekomstige economische ontwikkeling.
- Onzekerheid over toekomstige internationale ontwikkelingen: De inschatting van buitenlandse economische ontwikkelingen is onzeker, onder meer door onvoorziene gebeurtenissen zoals terroristische aanslagen of geopolitieke spanningen Deze onzekerheid is een belangrijke bron van ramingsfouten doordat de Nederlandse economie een open karakter heeft.
- Expert opinion: Modelramingen worden soms aangepast op basis van inzichten van experts, bijvoorbeeld om relevante informatie te gebruiken die niet op een andere manier in de raming is meegenomen, zoals anticipatie op aangekondigde beleidswijzigingen of de uitkomst van cao-onderhandelingen. Deze bijsturing op basis van expert opinion kan achteraf fout zijn geweest.
De output gap is het verschil tussen de potentiële en de feitelijke productie. Een positieve output gap betekent dat de feitelijke productie boven het potentiële productieniveau ligt, waardoor er sprake is van spanning in de economie (hoogconjunctuur). Een negatieve output gap geeft laagconjunctuur aan: de feitelijke productie ligt dan onder het potentiële productieniveau. De omvang van de output gap is afhankelijk van de mate van onder- of overbezetting van de productiecapaciteit. Ook de ruimte of krapte op de arbeidsmarkt speelt een rol.
Ramingen zijn per definitie onzeker en de CPB-ramingen, net als de ramingen van andere instituten, onder- of overschatten de economie regelmatig. Om de onzekerheid rondom de ramingen uit het Centraal Economisch Plan (CEP) en de Macro-economische Verkenning (MEV) in beeld te brengen, maakt het CPB bij de ramingen zogeheten fan charts, een kwantitatieve duiding van de ramingsonzekerheid.
De figuren hieronder tonen fan charts rondom de MEV-2024-raming voor de bbp-groei (bruto binnenlands product), de hicp-inflatie (geharmoniseerde consumptieprijsindex), werkloosheid en het feitelijk EMU-saldo (overheidssaldo in het kader van de Economische en Monetaire Unie).
De dikgedrukte lijn betreft de realisaties (2018-2022) en de MEV-2024-raming voor 2023 en 2024. Rondom het centrale pad wordt een waaier van betrouwbaarheidsintervallen getoond:
- 30% betrouwbaarheidsinterval dat loopt van het 35e t/m 65e percentiel, donkerblauw gebied
- 60% betrouwbaarheidsinterval dat loopt van het 20e t/m 80e percentiel, donkerblauw + blauw gebied
- 90% betrouwbaarheidsinterval dat loopt van het 5e t/m 95e percentiel, donkerblauw + blauw + lichtblauw gebied
De kans is dus 30% dat de uitkomst in het donkerblauwe gebied uitkomt en de kans is 10% dat de uitkomst buiten de waaier valt. Met andere woorden, de waaier is een grafische weergave van de waarschijnlijkheid van de verschillende uitkomsten. De dikgedrukte lijn geeft de meest waarschijnlijke uitkomst weer en uitkomsten zijn waarschijnlijker naarmate ze dichter bij de dikgedrukte lijn liggen. Tegelijkertijd geeft de fan chart duidelijk aan dat het verloop van mogelijke toekomstige uitkomsten breed is en daarmee wordt duidelijk dat ramen een onzekere bezigheid is.
Lees voor meer toelichting ook het bijbehorende CPB Achtergronddocument.
De fan charts zijn gemaakt op basis van ramingsfouten uit het verleden (2001-2022). Voor de fan charts voor het CEP zijn uitsluitend historische CEP-ramingsfouten gebruikt en voor de fan charts voor de MEV de historische MEV-ramingsfouten. Ten tijde van de MEV zijn er namelijk meer CBS-(kwartaal)cijfers van het lopende jaar beschikbaar, waardoor de ramingshorizon voor de MEV korter is dan die voor het CEP.
De betrouwbaarheidsintervallen zijn een combinatie van hoe nauwkeurig de ramingen zijn en hoe volatiel de economische grootheden in de periode 2001-2022 waren. Hoe stabieler de economische grootheden, hoe kleiner de ramingsfouten zijn. Als de huidige volatiliteit hoger is dan in de periode waarover de gemiddelde ramingsfouten zijn berekend, dan is de bandbreedte een onderschatting van de werkelijke onzekerheid. Dit speelde in 2022 bijvoorbeeld bij de inflatieraming. Tussen 2001-2022 lag de inflatie (hicp) vijftien keer tussen de 1% en 3% waardoor de ramingsfouten klein waren. Deze historische ramingsfouten waren een onderschatting van de onzekerheid destijds, toen de inflatie uiteindelijk op 11,6% uitkwam. In dit soort onzekere tijden laten we daarom vaak extra varianten zien. Omdat voor de inflatie de gasprijs zeer bepalend was, hebben we bijvoorbeeld laten zien wat het effect van hogere of lagere gasprijzen op de geraamde inflatie zou zijn (link).
Figuur 1 Figuur 2
Figuur 3 Figuur 4
Contactpersonen


