30 juni 2000

CPB REPORT: ECONOMISCHE GROEI AANHOUDEND HOOG, OOK IN 2001

De perspectieven voor de Nederlandse economie blijven gunstig. De economische groei komt dit jaar naar verwachting uit op 4,5%. Dit is ruimschoots hoger dan in 1999 toen de economie met 3,5% toenam.

Belangrijkste oorzaak voor deze versnelling is de groei van de export. Bedroeg deze in 1999 nog ruim 5%, voor 2000 verwacht het Centraal Planbureau (CPB) een toename van 10%.

Voor het jaar 2001 verwacht het CPB een iets lagere groei van 4%. De ontwikkeling van de uitvoer wordt minder dynamisch en de investeringen in woningen groeien minder sterk dan in dit jaar. De investeringen van bedrijven en de consumptieve bestedingen van gezinnen blijven daarentegen ook in 2001 sterk toenemen. De krapte op de arbeidsmarkt zet bedrijven ertoe aan de productie kapitaalintensiever te maken en leidt zo tot extra investeringen.

Arbeidsmarkt
Het CPB voorziet voor 2000 en 2001 een uitbreiding van de werkgelegenheid in arbeidsjaren van 2,5, resp. 2,25%. De groei van het aantal banen is in de projectie in beide jaren iets lager, omdat werknemers met een deeltijdbaan naar verwachting langer zullen gaan werken. De toename van de werkgelegenheid maakt een verdere daling van de werkloosheid mogelijk van 4% van de beroepsbevolking in 1999 tot 3% in 2001. Al met al verkrapt de arbeidsmarkt verder.

Consumptie en inflatie
De geraamde groei van de gezinsconsumptie van 4,25% in 2000 is aanmerkelijk hoger dan verwacht mag worden op basis van de ontwikkeling van het reëel beschikbaar gezinsinkomen. Daarmee past deze raming in het patroon van de afgelopen vier jaren, toen de consumptieve bestedingen met gemiddeld 3,7% per jaar toenamen. Dat was gemiddeld 1,4% meer dan de inkomensgroei. Deze grote groei van de consumptieve bestedingen is mogelijk gemaakt door de aanzienlijke vermogenswinsten die gezinnen geboekt hebben op aandelen en huizen. Dit vermogenseffect zwakt dit jaar en volgend jaar wat af. Het is echter nog groot genoeg om samen met een anticipatie-effect van de BTW-verhoging per 1 januari 2001 te zorgen voor de verwachte consumptiegroei van 4,25% in 2000. Volgens de CPB-raming groeit de consumptie ook in 2001 met 4,25%, vooral als gevolg van de omvangrijke lastenverlichting in het kader van de belastingherziening per 1 januari 2001. De groei van het reëel beschikbaar gezinsinkomen, die voor 2001 op 4,5% wordt geraamd, zal dan voor het eerst in 4 jaar weer hoger uitkomen dan de groei van de gezinsconsumptie.

De inflatie stijgt dit jaar naar verwachting tot 2,5%, met name als gevolg van de sterk gestegen invoerprijzen. Volgend jaar zal het prijsstijgingstempo waarschijnlijk hoger uitkomen, op 3,5%. Dit komt voor een belangrijk deel door de verhoging van het hoge BTW-tarief en door de hogere energieheffingen.

Wereldeconomie
Ook de wereldeconomie ontwikkelt zich voorspoedig. Naar verwachting stijgt de wereldproductie, dat wil zeggen het BBP voor de wereld in zijn geheel, zowel in 2000 als in 2001 met bijna 4,5%. Het CPB raamt de toename van het wereldhandelsvolume op 11,5% dit jaar en op 10% volgend jaar.

De economische groei in Japan toont dit jaar duidelijk herstel nadat in 1999 de economie zelfs gekrompen was. Het herstel in andere Aziatische landen ondersteunt deze positieve ontwikkeling in Japan. Als gevolg van een restrictieve monetaire politiek en het afzwakken van de vermogenseffecten door de ontwikkeling van de aandelenkoersen zal de BBP-groei in de Verenigde Staten naar verwachting afnemen van 5% in 2000 tot 3,25% in 2001.

De economische groei in de euro-zone lijkt te versnellen tot 3,75% dit jaar en bijna 3,5% volgend jaar, vooral door de sterk toegenomen wereldhandel en de hogere dollarkoers. De grote toename in ICT-gerelateerde investeringen, die verantwoordelijk is voor een belangrijk deel van de economische groei in de VS in de afgelopen jaren, is in de euro-zone echter nog niet opgetreden.

De werkloosheid in de eurozone neemt nu jaarlijks af met 0,75% van de beroepsbevolking. Naar verwachting zal deze trend zich nog enige tijd doorzetten.

Verder in CPB Report 2000/2
Deze meest recente ramingen van het CPB voor de ontwikkeling van de wereldeconomie en de Nederlandse economie staan in het vandaag verschenen nummer van CPB Report. In dit Engelstalige kwartaaltijdschrift presenteert het CPB voorts eigen economisch onderzoek over uiteenlopende onderwerpen. Zo besteedt CPB Report 2000/2 onder meer aandacht aan: de fiscale behandeling van individuele pensioenen; het belang van ICT voor de economische groei; de markt voor wetenschappelijke tijdschriften; Kyoto en de timing van emissiereductie-maatregelen; en risicowaardering in overheidsprojecten.

Fiscale behandeling van individuele pensioenen
Naast het staatspensioen (in Nederland de AOW, de eerste pijler) en de zogeheten collectieve arbeidspensioenen (de tweede pijler) bestaat de mogelijkheid om de oudedagsvoorziening individueel te regelen, dan wel aan te vullen (de derde pijler). De meeste landen bieden daartoe een gunstige fiscale behandeling. Om te voorkomen dat er van deze gunstige behandeling misbruik wordt gemaakt, trachten overheden deze vorm van oudedagsvoorziening zo goed mogelijk af te bakenen. Het CPB heeft voor een aantal landen binnen (Nederland, België, Frankrijk, Duitsland en Engeland) en buiten de EU (Australië, Canada, Zwitserland en de Verenigde Staten) een vergelijkend onderzoek verricht naar de manier waarop overheden oneigenlijk gebruik van de fiscale behandeling van individuele pensioenvoorzieningen tegengaan. De manier waarop dat gebeurt blijkt nogal uiteen te lopen.

Nederland kent zeer goede mogelijkheden voor aftrek van pensioenpremies, maar alleen indien deze in de vorm van een levensverzekering zijn gegoten. Andere landen staan daarentegen ook banken toe om aftrekbare spaarvormen voor individuele pensioenverzekering in hun verstrekkingenpakket op te nemen.

De Europese Commissie heeft in diverse publicaties het belang van één Europese markt voor individuele pensioenvoorzieningen benadrukt. De verschillen in fiscale behandeling tussen de onderzochte EU-landen lijken dit streven echter danig in de weg te staan.

Risicowaardering in overheidsprojecten
Voor evaluatie van overheidsprojecten en besluitvorming over publiek-private samenwerking is waardering van risico onontbeerlijk. Tot nu toe is hier in Nederland onvoldoende aandacht aan besteed. Dit leidt tot allerlei problemen. Risico is bij veel overheidsinvesteringen een vergeten kostenpost. Gebrekkige risicowaardering kan ertoe leiden dat het rendement van overheidsprojecten te gunstig wordt ingeschat. Problemen ontstaan ook doordat de overheid en de marktsector zeer uiteenlopende rendementseisen hanteren, waardoor het gevaar bestaat dat de overheid - en dus de belastingbetaler - met ongewenste risico's blijft zitten.

Op de financiële markten worden risico's gewaardeerd in de vorm van een risicopremie op vermogenstitels. De overheid zou hieraan informatie kunnen ontlenen voor de waardering van risico.

In praktijk kan een 'ideale' risicowaardering veeleisend zijn. Zo kan het een praktischer werkwijze zijn om overheidsprojecten te classificeren in verschillende risico-klassen, en afhankelijk van de klasse ('rating') een risicopremie te hanteren. In elk geval staat vast dat risico een prijs heeft en dat deze prijs van doorslaggevend belang kan zijn bij de beoordeling van investeringsactiviteiten door de overheid.