21 december 1999

CPB Report: Economie blijft in 2000 fors groeien dankzij export

De vertraging van de economische groei, die zich vanaf medio 1998 heeft voorgedaan, is zeer mild gebleken. Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht dat de economische groei in 1999 uitkomt op 3,5% dankzij een onverwacht krachtige versnelling in de tweede helft van dit jaar. De geraamde stijging in de consumptie in 1999 is 4,25%.

Daarmee is de consumptie dit jaar de belangrijkste motor voor economische groei. Volgend jaar zwakt de consumptiegroei waarschijnlijk wat af tot 3,5%. Daar staat tegenover dat de groei in de export in de CPB-prognoses voor 2000 sterk aantrekt. Daardoor kan de Nederlandse economie volgend jaar het groeitempo van dit jaar naar verwachting bijna volhouden: +3,25%.
De gunstige economische ontwikkelingen maken een verdere werkloosheidsreductie mogelijk. Het CPB raamt een daling tot 4% in 1999 en 3,5% in 2000.

Wereldeconomie
Na stagnatie in 1998 en een beperkte stijging in de eerste helft van 1999, nam de dynamiek van de wereldhandel in de tweede helft van dit jaar onverwacht sterk toe. Op jaarbasis betekent dit voor 1999 waarschijnlijk een gemiddelde groei van 5%. Voor 2000 raamt het CPB een toename van de wereldhandel van 8,5%. Zorgde de Azië-crisis een jaar geleden nog voor donkere wolken boven de wereldeconomie, in de tweede helft van 1999 zijn deze grotendeels verdwenen. In Japan is sprake van een voorzichtig herstel; zowel in 1999 als 2000 groeit de economie naar verwachting met 1%. De groei in de overige Aziatische landen is sterker. Het CPB raamt deze voor beide jaren zelfs op 5,5%.
De economische groei in de EU toont naar verwachting een herstel van 2% in 1999 tot 3% in 2000. Het consumentenvertrouwen blijft hoog; het producentenvertrouwen is in alle EU-landen flink gestegen.
De Amerikaanse economie realiseert over 1999 waarschijnlijk een expansie van 4%. Vooral de consumptie is dankzij vermogenseffecten sterk gestegen. Doordat de consumptie sneller toeneemt dan de inkomens, loopt het spaartekort van de particuliere sector op. Met name vanwege afnemende vermogenseffecten verwacht het CPB een afzwakking van het groeitempo in 2000 tot 3%.

Nederlandse economie
Medio 1998 begon een terugval van de economische groei in Nederland die achteraf kort en zeer mild is gebleken. Vanaf medio 1999 neemt het tempo weer aanmerkelijk toe. Groeide de economie in de eerste twee kwartalen nog met 3%, in het derde kwartaal van 1999 versnelde dit tot 4%. Het CPB gaat voor 1999 uit van een jaargemiddelde over 1999 van 3,5%, slechts iets lager dan de groei in 1998 (3,7%). Belangrijkste oorzaken voor deze meevallende ontwikkeling dit jaar zijn enerzijds de consumptie die zich sterk blijft ontwikkelen en anderzijds de investeringen en de export die tegen de eerdere verwachtingen in behoorlijk toenemen. Bij een teruglopende consumptiegroei en daartegenover sterker toenemende export komt de economische groei in 2000 naar verwachting uit op 3,25%.
De investeringen stijgen dit jaar naar verwachting 5%. Deze groei is minder uitbundig dan in 1998 (8,6%), maar wel aanzienlijk groter dan het CPB drie maanden geleden voorzag. Voor volgend jaar raamt het CPB een stijging van 3%.
De Nederlandse export laat vanaf medio 1999 een buitengewoon sterk herstel zien. Dit jaar zal de export naar verwachting toenemen met 5,75%, in 2000 zelfs met 8,25%.

consumptie
Net als in de Verenigde Staten is ook in Nederland de consumptie in 1999 sterker gestegen dan het reëel beschikbaar inkomen: 4,25% tegenover 2%. En ook hier zijn vermogenseffecten door enorme winsten op effecten en op woningen de oorzaak. Het CPB verwacht dat de toename van de rente op de kapitaalmarkt ervoor zal zorgen dat de huizenprijzen zich gaan stabiliseren. Dit draagt bij aan beperking van de vermogenseffecten. Naar verwachting zal de consumptiegroei dan ook vertragen tot 3,5% in 2000, terwijl de groei van het reëel beschikbaar huishoudinkomen juist zal toenemen tot 2,25%. Ook verzadigingseffecten spelen mee bij de afnemende toename van de consumptie. Dit doet zich vooral voor bij duurzame consumptiegoederen, het duidelijkst bij de autoverkopen.

werkgelegenheid en werkloosheid
De aanhoudende economische groei zorgt ervoor dat het aantal banen in de CPB-projecties stijgt met 2,5% in 1999 en met 1,5% in 2000. Oorzaken voor de vertraging in de banengroei zijn vooral de oplopende reële loonkosten en de krapte op de arbeidsmarkt.
Het aantal banen neemt nog wel sterker toe dan het arbeidsaanbod. Naar verwachting daalt de werkloosheid dan ook verder van 4,9% in 1998 tot 4% in 1999 en 3,5% in 2000.

Verder in CPB Report 1999/4
Deze meest recente ramingen van het CPB voor de ontwikkeling van de wereldeconomie en de Nederlandse economie staan in het vandaag verschenen nummer van CPB Report. In dit Engelstalige kwartaaltijdschrift presenteert het CPB voorts eigen afgerond en lopend economisch onderzoek over uiteenlopende onderwerpen. Zo besteedt CPB Report 1999/4 onder meer aandacht aan: begrotingsbeleid en stabilisatie; de Kyoto-afspraken; asielzoekers; de toekomst van het stelsel van ziektekostenverzekeringen; belastingheffing en werkgelegenheid; evenwichtswerkloosheid; institutionele hervormingen in Midden- en Oost-Europa.

Begrotingsbeleid en stabilisatie
Het in 1994 ingevoerde trendmatige begrotingsbeleid is succesvol gebleken in het beheersen van de overheidsfinanciën. Deze regels hebben bijgedragen aan een goede besluitvorming in het begrotingsproces. Niettemin wijst het CPB op een aantal aandachtspunten. Ten eerste werkt het aanpassen van belastingtarieven aan mee- of tegenvallers procyclisch. Bovendien worden de mogelijkheden voor automatische stabilisatie nog maar gedeeltelijk benut. Een derde aandachtspunt betreft de overheidsbestedingen. Moeten de uitgavenplafonds worden uitgedrukt in nominale, reële of volume-termen? Het huidige begrotingsbeleid gebruikt de bbp-deflator om de uitgavenplafonds te bepalen. Overheidsuitgaven zijn dan gevoelig voor afwijkingen van de prijsontwikkeling van publieke goederen ten opzichte van de bbp-deflator.

Kyoto-afspraken waarschijnlijk onhaalbaar voor Nederland
In 1997 heeft Nederland in Kyoto (Japan) toegezegd de emissie van broeikasgassen in 2010 te verminderen ten opzichte van 1990. Helaas was de Nederlandse uitstoot in 1997 al 8% hoger dan in 1990. Dit betekende een toegezegde vermindering van 13%. Dit is een erg ambitieuze doelstelling, vooral omdat aardgas in Nederland al een relatief groot aandeel in het energieverbruik heeft. Andere landen kunnen zonder veel extra kosten substantiële reducties bereiken door van kolen en stookolie over te schakelen op aardgas. Nederland heeft onvoldoende robuuste beleidsmaatregelen getroffen om het ambitieuze doel te halen. De effectiviteit van veel voorgestelde maatregelen is nog onzeker. De macro-economische gevolgen zijn ook klein (een negatief effect op het bbp van 0,2% tot 0,3%). De helft van de beoogde emissiereductie wil Nederland bereiken met andere landen. In hoeverre dergelijke oplossingen zullen worden toegelaten onder de Kyoto-afspraken is nog onduidelijk. Alles bij elkaar heeft Nederland een toezegging gedaan die waarschijnlijk niet haalbaar zal zijn.
Een andere kritische kanttekening in CPB Report bij de Kyoto-afspraken betreft het ontbreken van uitstootbeperkende afspraken met niet-geïndustrialiseerde landen. Dit kan leiden tot een aanzienlijke verplaatsing van energie-intensieve activiteiten naar deze landen, en daarmee tot verplaatsing van de broeikasgassenuitstoot in plaats van vermindering. De effectiviteit van de Kyoto-afspraken vermindert hierdoor.