Gebruik big data bij plaatsing vergunninghouders kan baankans vergroten
De kans dat asielmigranten die eind jaren negentig naar Nederland kwamen, tien jaar na uitplaatsing een baan hebben, blijkt in de meest gunstige regio bijna anderhalf keer zo groot als in de minst gunstige regio. Dit is terug te zien in aanzienlijke verschillen tussen regio’s in het beroep op de bijstand. De regionale werkloosheid verklaart een deel van deze verschillen. Ook individuele kenmerken, zoals leeftijd, geslacht en herkomstland, bepalen welke regio het meest past bij de vergunninghouder. In Amsterdam, Rotterdam en Limburg hebben vergunninghouders uit de voormalige Sovjet-Unie en Joegoslavië bijvoorbeeld relatief vaak een baan, terwijl vergunninghouders uit overige landen hier juist relatief moeilijk aan het werk komen.
Sinds 2016 voert het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) screeningsgesprekken en plaatst vergunninghouders op basis hiervan zoveel mogelijk in voor hen gunstige regio’s. Internationaal onderzoek laat zien dat er veel te winnen is bij het gebruik van big-datatechnieken. Deze technieken voorspellen de regionale baankans van vergunninghouders die nog geplaatst moeten worden, aan de hand van de resultaten van vergunninghouders met vergelijkbare kenmerken. Voor Nederland lijkt deze aanpak veelbelovend. Een andere optie is om eerder te beginnen met screening van migranten die een grote kans hebben op het verkrijgen van een verblijfsstatus. De effectiviteit van dergelijk beleid kan aan de hand van een pilot worden geëvalueerd.
Een vlotte arbeidsmarktintegratie van vergunninghouders staat centraal in het integratiebeleid van het huidige kabinet.