12 februari 2015

Afhankelijkheid van externe financiering en de groei van mkb-bedrijven

In deze studie onderzoeken we of, en in hoeverre, verminderde toegang tot krediet voor het mkb gedurende de crisis een verklarende factor is voor de lagere omzetgroei na de crisis van het Nederlandse mkb. We focussen in deze studie dus op het aanbodeffect.
No title

Meer precies gezegd onderzoeken we of de groei van bedrijven die in normale tijden meer afhankelijk zijn van externe financiering, harder wordt getroffen gedurende een financiële crisis. Daarnaast analyseren we of financieel gezondere bedrijven, gegeven hun afhankelijkheid van externe financiering, hun omzetgroei minder hard zien afnemen tijdens een crisis.

Om deze vragen te beantwoorden maken we gebruik van microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De CBS-microdata bevat alle posten van de balans en de resultatenrekening van alle Nederlandse mkb-bedrijven die vennootschapsbelasting betalen (bv’s en nv’s) over de periode 2000-2011. Op basis van deze data bepalen we per bedrijf de externe financieringsbehoefte door de gemiddelde schuldratio in de periode voor de crisis (2000-2007) te berekenen. De onderliggende aanname hierbij is dat bedrijven in de periode voor de crisis in hun financieringsbehoefte konden voorzien. Een direct gevolg van deze aanpak is dat bedrijven die voor de crisis nog niet bestonden niet mee worden genomen in de analyse.
We verdelen de mkb-bedrijven over vier kwartielen op basis van de mate waarin ze afhankelijk zijn van externe financiering. Het eerste kwartiel bevat de bedrijven die het minst afhankelijk zijn van externe financiering, terwijl de bedrijven in het vierde kwartiel het meest afhankelijk zijn van externe financiering. We vinden dat de jaarlijkse omzetgroei van bedrijven in het vierde kwartiel sinds het begin van de crisis gemiddeld genomen 2,4 procentpunt lager is ten opzichte van de omzetgroei van de minst afhankelijke bedrijven. Voor bedrijven in het derde en tweede kwartiel zijn deze effecten respectievelijk -2,0 en -0,9 procentpunt. Onze bevindingen zijn in lijn met eerdere empirische studies. Dell’Ariccia, Detragiache en Rajan (2008) vergelijken sectoren op het 75ste percentiel met sectoren op het 25ste percentiel van de verdeling van de afhankelijkheid van externe financiering. Zij schatten het verschil in groei van de toegevoegde waarde als gevolg van een bankencrisis op 1,1 procentpunt in het nadeel van de sectoren op het 75ste percentiel.

We vinden echter minder significante effecten wanneer we onze analyse per sector uitvoeren. Dit kan erop duiden dat we niet goed genoeg in staat zijn om de effecten van afhankelijkheid van externe financiering te scheiden van effecten die gerelateerd zijn aan vraaguitval. Verder vinden we geen duidelijke effecten van de interactie tussen de afhankelijkheid van externe financiering en de financiële gezondheid van een bedrijf.

De opzet van dit achtergronddocument is als volgt. In sectie 2 geven we een overzicht van de empirische literatuur over de relatie tussen financiering en economische groei. In sectie 3 bespreken we de data en presenteren we enkele beschrijvende statistieken. Onze schattingsmethode introduceren we in sectie 4. In sectie 5 presenteren we de resultaten van onze analyse en sectie 6 geeft de conclusies.

Auteurs

Remco Mocking
Sander van Veldhuizen
Nancy van Beers