29 januari 2008

De kosten en baten van openbaar groen in steden

Hagenaars en Rotterdammers: grotere bereidheid om te betalen voor stedelijk groen dan Amsterdammers

Persbericht
Parken en plantsoenen leveren baten in de vorm van verhoogd welzijn van degenen die in de buurt van dat groen wonen. Daarnaast brengen parken en plantsoenen ook kosten met zich mee in de vorm van verminderde beschikbaarheid van grond voor woningbouw.

De waardering voor stedelijk groen en van woonruimte verschilt tussen Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. De bereidheid om te betalen voor groen in de buurt is in Amsterdam beduidend lager, behalve rond het hooggewaardeerde Vondelpark. In Den Haag is de waardering voor parken en plantsoenen het hoogst.

Dit concluderen de onderzoekers Willemijn van der Straaten (Centraal Planbureau en Vrije Universiteit) en Jan Rouwendal (Vrije Universiteit) in het vandaag verschenen CPB Discussion Paper The costs and benefits of providing open space in cities. Zij analyseren, aan de hand van woningprijzen, de baten en kosten van parken en plantsoenen in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.

Parken en plantsoenen worden positief gewaardeerd
In alle drie de onderzochte steden hebben woningen in de buurt van stedelijk groen een hogere verkoopprijs. Huishoudens blijken meer voor een woning te willen betalen indien deze woning een park of plantsoen in de omgeving heeft. Van de drie onderzochte steden is de prijs per m2 woonoppervlakte het hoogst in Amsterdam. Dat is goed verklaarbaar, aangezien de Amsterdamse woningmarkt het krapst is en de gemiddelde woning daar kleiner is dan in Den Haag en Rotterdam. De betalingsbereidheid voor stedelijk groen blijkt in Amsterdam daarentegen het laagst. Maar in Amsterdam is de kwaliteit van parken en plantsoenen van grote invloed op de waardering ervan. De bereidheid om meer te betalen voor een woning in de buurt van het Vondelpark komt overeen met die van Rotterdamse of Haagse huishoudens om in de buurt van een park te wonen. De waardering voor het groen in andere stadsdelen in Amsterdam is echter minder belangrijk.

Kosten-batenregel voor de optimale hoeveelheid groen
Het ruimtelijk ordeningsbeleid bepaalt de hoeveelheid stedelijk groen. Om vast te stellen of de hoeveelheid stedelijk groen in een stad optimaal is, zijn in dit onderzoek de baten en kosten van stedelijk groen met elkaar vergeleken. Idealiter zou de waardering voor een extra vierkante meter stedelijk groen even groot moeten zijn als die voor een extra vierkante meter woonruimte. Daarbij moet dan wel bedacht worden dat alle huishoudens in de omgeving baat hebben bij het stedelijk groen (zodat hun waarderingen bij elkaar opgeteld moeten worden), terwijl woonruimte slechts betekenis heeft voor het ene huishouden dat er gebruik van maakt. Baten van parken en plantsoenen die niet tot uitdrukking komen in de verkoopwaarde van de woning, bijvoorbeeld de waardering van het groen door mensen die geen inwoner van de stad zijn, zijn niet in deze analyse meegenomen.

De optimale hoeveelheid parken en plantsoenen varieert per stad
In Amsterdam blijken de onderzochte huishoudens over het algemeen meer woonoppervlakte te willen hebben, ook als dat ten koste gaat van de hoeveelheid stedelijk groen in de buurt. Voor Den Haag is het beeld tegenovergesteld. Daar willen huishoudens, gemiddeld genomen, meer groen in hun woonomgeving, ook als dat ten koste gaat van de hoeveelheid woonruimte. Dit is mede het gevolg van de hogere prijs per m2 woonoppervlakte in Amsterdam dan in Den Haag. In Rotterdam is de waardering voor een extra vierkante meter woonruimte nagenoeg gelijk aan die voor een extra vierkante meter stedelijk groen, zodat hier het optimum min of meer bereikt is.

Relatie tussen inkomen en betalingsbereidheid voor stedelijk groen
Nadere analyse van de gegevens laat zien dat zowel de vraag naar parken en plantsoenen als die naar woonoppervlakte reageert op een stijgend inkomen. De vraag neemt in beide gevallen toe, maar de betalingsbereidheid voor woonruimte stijgt gemiddeld genomen wat sterker dan die voor parken en plantsoenen. Ook blijkt dat de vraag naar meer openbaar groen afneemt als er al meer van beschikbaar is in de directe omgeving van de woning. De aanwezigheid van parken en plantsoenen blijkt nauwelijks effect te hebben op het gevraagde oppervlak aan woonruimte.

In dit artikel analyseren wij de baten en kosten van één ruimtelijk-ordeningsaspect, namelijk de hoeveelheid openbaar groen (parken en plantsoenen) in steden. Deze publicatie is Engelstalig.

Met het huidige ruimtelijke-ordeningsbeleid wordt de kwaliteit van de leefomgeving beschermd zonder een expliciete kosten-batenafweging. Met behulp van de ruimtelijke economische theorie wordt, voor het bepalen van de optimale hoeveelheid stedelijk groen, een eenvoudige kosten-batenregel opgesteld. Voor drie steden in Nederland is deze regel toegepast door de betalingsbereidheid voor openbaar en privé ruimte (woonoppervlakte) met behulp van hedonische prijsanalyse te schatten.

De conclusies, met betrekking tot de optimale hoeveelheid parken en plantsoenen, verschillen tussen de steden. Nader onderzoek laat zien dat de betalingsbereidheid voor parken en plantsoenen stijgt met het inkomen. Deze stijging van de vraag naar openbaar groen is echter lager dan de stijging van de vraag naar woonoppervlakte bij een toename van het inkomen. Tevens blijkt uit het onderzoek dat het hebben van een tuin leidt tot een stijging van de vraag naar stedelijk groen. Dit betekent dat openbaar en privé groen complementaire goederen zijn.

Auteurs

Jan Rouwendal
Willemijn Weijschede- v.d. Straaten

Lees meer over