14 december 2005

Early retirement behaviour in the Netherlands; evidence from a policy reform

Omzetting VUT naar prepensioen zorgt voor langer doorwerken

Persbericht
De omzetting van VUT naar prepensioen heeft geleid tot uitstel van vervroegde pensionering. In de periode 1997-2000 heeft de eerste fase van de omzetting er al voor gezorgd dat de onderzochte groep oudere werknemers gemiddeld vier maanden later met (vroeg)pensioen ging.

Bij volledige omzetting in prepensioen zou dat uitstel gemiddeld negen maanden worden.

Dit concluderen de onderzoekers Rob Euwals, Daniël van Vuuren en Ronald Wolthoff van het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag verschenen CPB Discussion Paper 'Early Retirement Behaviour in the Netherlands: Evidence from a Policy Reform'.

De studie gaat in op het omzetten van vervroegde uittredingsregelingen (VUT) naar prepensioen, waarbij de effecten in de periode 1997-2000 zijn onderzocht. Voor de goede orde: gezien de onderzochte periode gaat de studie vanzelfsprekend niet in op de effecten van het afschaffen per 1 januari 2006 van de fiscale faciliteiten voor VUT en prepensioen.

Omzetting VUT naar prepensioen
In VUT-regelingen ontvingen vervroegd gepensioneerden een hoge uitkering, welke hoofdzakelijk werd opgebracht door degenen die op dat moment werkten. In het begin van de jaren negentig besloten de Nederlandse sociale partners de riante VUT-regelingen te versoberen en geleidelijk om te zetten in actuarieel neutrale prepensioenregelingen. Dat houdt in dat werknemers zelf moeten betalen voor eerder stoppen met werken door er voor te sparen. Bovendien hangt de hoogte van de pensioenuitkering samen met de uittredingsleeftijd: hoe later iemand met (vroeg)pensioen gaat, des te hoger wordt de pensioenuitkering. Het CPB heeft onderzocht in hoeverre deze omzetting van VUT naar prepensioen mensen heeft beïnvloed in hun besluit om al dan niet met (vroeg)pensioen te gaan en op welke leeftijd.

Opzet studie
De ingangsdatum van de omzetting naar prepensioen varieert per bedrijfstak. De CPB-studie gebruikt deze variatie om het effect van de hervorming op de beslissing tot vervroegde pensionering te bepalen. Centraal staan de deelnemers van het pensioenfonds ABP; zij waren namelijk per 1 april 1997 de eerste werknemers die te maken kregen met veranderingen in hun rechten op vervroegd pensioen. Het ABP is het pensioenfonds voor onder meer de rijksoverheid, provincies, gemeenten en het onderwijs; het betreft zowel kantoorwerk als uitvoerend werk. Deelnemers van een selectie van andere pensioenfondsen fungeerden bij het onderzoek als controlegroep.

Het onderzoek maakt gebruik van het databestand Inkomens Panel Onderzoek 1989-2000van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit databestand is gebaseerd op individuele belastingaangiftes. Voor een deelsteekproef van 2937 deelnemers van zes pensioenfondsen die werkten op 55-jarige leeftijd is een statistische analyse uitgevoerd van de leeftijd waarop zij stoppen met werken. In de onderzochte periode, tot 2000, was de omzetting van de uittredingsregeling van het ABP nog niet voltooid. De analyse laat daarom alleen zien wat het effect is van de eerste fase van de omzetting. Door extrapolatie van het gevonden resultaat is een inschatting gemaakt van de omvang van het effect op de uittredingsdatum bij volledige omzetting.

Bij volledig zelf te betalen prepensioen meer doorwerken na 61e
De analyse laat zien dat werknemers met een pensioenregeling bij het ABP door de herziening van de uittredingsregeling hun vervroegde pensionering zijn gaan uitstellen. In de eerste fase van de omzetting is het aandeel werkenden dat besloot om ruim voor de 60-jarige leeftijd te stoppen met werken, niet gestegen, hoewel dat wel mogelijk was (tegen een lage uitkering). Daarentegen besloten veel werknemers de leeftijd van uittreding te verhogen van 60 naar 61, zodat de vervroegde uittreding met gemiddeld vier maanden werd uitgesteld.

Bij de voltooiing van de omzetting, met een volledige actuariële omrekening, zal een groter deel van de onderzochte groep werknemers, de deelnemers van het ABP, doorwerken na hun 61e. De extrapolatie laat zien dat van een groep werknemers van een bepaalde leeftijd dan mogelijk zo'n 15% meer zou besluiten om na hun 61e te blijven werken. Het gemiddelde uitstel van vervroegde uittreding zou dan negen maanden zijn in vergelijking met de situatie vóór de omzetting van VUT in prepensioen.

Contactpersonen

Door de aanpassing van de vervroegde uittredingsregelingen (VUT) zijn werknemers vervroegde uittreding gaan uitstellen.

In het begin van de jaren negentig besloten de Nederlandse sociale partners de genereuze, actuarieel niet-neutrale en omslaggefinancierde vervroegde uittredingsregelingen (VUT) om te vormen tot minder genereuze, actuarieel neutrale en kapitaalgedekte prepensioen regelingen. De ingangsdatum van de overgangsregeling varieert per bedrijfstak.

In deze studie gebruiken we de variatie in de ingangsdata om het causale effect van de hervorming te schatten. We gebruiken een groot administratief databestand, het Inkomenspanelonderzoek 1989-2000, om duurmodellen voor vervroegde uittreding te schatten. We concluderen dat door de herziening werknemers vervroegde uittreding zijn gaan uitstellen. Modelsimulaties laten zien dat de eerste fase van de overgang al tot een uitstel van gemiddeld 4 maanden heeft geleid in de onderzochte groep van oudere werknemers. Dat uitstel zal gemiddeld 9 maanden worden als de overgang is voltooid.

Auteurs

Daniel van Vuuren
Ronald Wolthoff