Economische gevolgen van korvettenaanschaf; een welvaartseconomische analyse
Nu aanschaffen korvetten is economisch niet gunstig
Het extra voordeel van uitstel van beslissen moet de politiek afwegen tegen een eventueel lagere gevechtskracht tussen 2006 en 2015 en het mogelijke verlies aan nationale identiteit als Nederland zich dan niet meer trots kan presenteren met een vloot van eigen ontwerp en fabrikaat. Wil Nederland de marinescheepsbouw in eigen land in stand houden, dan zal dit waarschijnlijk telkens opnieuw overheidssteun vergen.
Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag verschenen CPB Document Economische gevolgen van korvettenaanschaf, een welvaartseconomische analyse. Tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Defensie voor 2004 heeft de Tweede Kamer gevraagd om een uitwerking van de toekomstvisie op de Koninklijke marine. In dit kader is onder meer de optie onderzocht om in de periode 2006-2015 vier korvetten aan te schaffen en in Nederland te laten bouwen en tegelijkertijd twee fregatten af te stoten. Het gaat om een investering van ongeveer 600 miljoen euro. In plaats daarvan kan het kabinet besluiten de vloot tot 2015 onveranderd te laten, en in 2015 te beslissen over eventuele aanschaffingen. De Ministeries van Defensie, Financiën en Economische Zaken hebben het CPB gevraagd de economische aspecten van deze keuze in kaart te brengen.
In de Prinsjesdagbrief, uitgegeven bij de begroting over 2004, heeft het Ministerie van Defensie gezegd dat de aanschaf van de korvetten nu niet nodig is. Als het kabinet toch kiest voor aanschaf dan heeft dit een aantal nadelen. Ten eerste, de kosten van de voorfinanciering van de korvetten met publiek geld bedragen ongeveer 150 miljoen euro in totaal. Ten tweede, aanschaf nu betekent minder flexibiliteit voor de Rijksbegroting bij de verdeling van de uitgaven over de ministeries en voor het Ministerie van Defensie bij de verdeling van het budget over de krijgsmachtonderdelen. Met de aankoop legt de regering zich vast tot na 2015. Tussen nu en dan kunnen zich allerlei nieuwe ontwikkelingen voordoen op het gebied van internationale veiligheid, maatschappelijke knelpunten en de economie. Hierop kan de regering minder goed inspelen wanneer zij zich nu vastlegt op de aanschaf van korvetten. De kosten van dit offer aan flexibiliteit zijn relatief hoog, hoewel ze vooraf niet in een cijfer zijn uit te drukken. Ten derde, door een koopgarantie aan de Nederlandse marinescheepsbouw loopt de regering de mogelijkheid mis om via onderhandelingen met verschillende buitenlandse producenten een aantrekkelijker prijs te bedingen.
Het voordeel van een aankoopbeslissing moet worden gezocht bij de continuering van het Nederlandse marinescheepsbouwcluster, in elk geval tot 2015. Uitstel van een beslissing zal waarschijnlijk leiden tot een verlies van ongeveer 1500 banen bij de Koninklijke marine, TNO en de industrie. Het voordeel van de continuering is eenmalig en het bestaat uit het vermijden van aanpassingskosten behorend bij baanverlies, zoals tijdelijk extra werkloosheidsuitkeringen. Bovendien zal Nederland vermoedelijk nooit meer grote marineschepen ontwikkelen en maken, wat kan leiden tot een verlies aan nationale identiteit als marine- en scheepvaartsland.
Zou de regering tot uitstel van een keuze beslissen, dan zal het betrokken personeel op termijn elders werk vinden. De arbeidsmarkt zal bepalen waar deze werknemers het meest productief aan de slag komen. Gezien hun competenties maken de ICT-sector, de maakindustrie, onderzoeksinstituten en ingenieursbureaus kans van hun kwaliteiten te profiteren. De productiviteit op die andere werkplek zal niet lager hoeven te zijn dan nu het geval is in het marinescheepsbouwcluster. Bovendien blijft kennis van de marinescheepsbouw vooral ingekapseld binnen het militaire circuit. De uitstraling van die kennis naar de rest van de economie is op een andere werkplek niet kleiner. Werk in de marinescheepsbouw levert met andere woorden structureel geen economische voordelen op boven werk in een andere sector.
Om de Nederlandse marinescheepsbouw te laten overleven, zal telkens opnieuw overheidssteun nodig zijn. De Nederlandse markt voor deze schepen is te klein voor rendabele productie. Voor rendabele productie is export nodig, maar die wordt belemmerd omdat de meeste NAVO-landen hun eigen marinescheepsbouw beschermen. Buiten de NAVO kan export worden bemoeilijkt, omdat de Nederlandse overheid een exportvergunning kan weigeren op grond van politieke overwegingen. Beide factoren tezamen maken dat er sprake is van een ernstige verstoring van de marktwerking in de marinescheepsbouw. De grote omvang van die verstoring blijkt eruit dat Nederland de afgelopen twee decennia geen nieuwe schepen met een hoge bewapeningscomponent heeft geëxporteerd, ondanks een waarschijnlijk niet ongunstige kwaliteit/kostprijsverhouding van deze schepen. Het CPB heeft geen aanwijzingen kunnen vinden die wijzen op een wezenlijke vermindering van buitenlandse overheidsinterventies in de toekomst.
Lees ook het bijbehorende persbericht.
De maatschappelijke kosten van de aanschaf van de korvetten lijken groter dan de baten van (uitstel van) vermeden eenmalige aanpassingskosten door baanverlies. De kosten bestaan uit overheidssteun in de vorm van de optiewaarde, de kosten van voorfinanciering en de koopgarantie aan de Nederlandse marinescheepsbouw. Het welvaartseconomische voordeel van uitstel van beslissen na 2015 moet de politiek afwegen tegen een eventueel lagere gevechtskracht van de krijgsmacht tussen 2006 en 2015 en het verlies van nationale identiteit, want Nederland kan zich dan niet meer trots presenteren met een vloot van eigen ontwerp en fabrikaat. Wil Nederland de marinescheepsbouw in eigen land in stand houden, dan zal dit waarschijnlijk telkens opnieuw overheidssteun vergen.