Gelijke beschikbaarheid, ongelijke handhaving? Een onderzoek naar de consequenties van de regionale verdeling van het politiebudget
Verdeling politiebudget leidt tot regionale ongelijkheid criminaliteitsbestrijding
Snel reageren en aanspreekbaar zijn in landelijke gebieden is immers kostbaar vanwege de relatief verspreid wonende bevolking. Omdat landelijke regio's eenzelfde deel van hun budget aanwenden voor rechercheactiviteiten als stedelijke regio's, ontvangen zij relatief veel middelen bij een gegeven niveau van criminaliteit. Als gevolg van deze budgetverdeling tussen en binnen de korpsen kunnen landelijke regio's in vergelijking met stedelijke regio's even goed presteren op het gebied van beschikbaarheid en tegelijkertijd hogere ophelderingspercentages realiseren.
Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag verschenen CPB Document 'Gelijke beschikbaarheid, ongelijke handhaving? Een onderzoek naar de consequenties van de regionale verdeling van het politiebudget'. Het CPB analyseert de invloed van het financieringsbeleid op prestaties van regiokorpsen in de laatste tien jaar. Dit onderzoek toont de consequenties van gemaakte keuzen en verheldert de afwegingen waar de overheid nu voor staat.
Verschillende politiekorpsen klagen dat zij een hoge criminaliteitsdruk niet vertaald zien in meer middelen. Zij pleiten voor een verdeling van het politiebudget die meer in lijn ligt met de mate van criminaliteit in een regio. De ervaringen van de laatste tien jaar geven een idee wat de overheid kan verwachten van een dergelijke beleidswijziging.
Het financieringsbeleid heeft de afgelopen tien jaar een slingerbeweging gekend. In de jaren tot 1996 kwam de budgetverdeling meer in lijn te liggen met de criminaliteitsdruk. Sindsdien zien we de tegenovergestelde beweging, waarbij beschikbaarheid en bereikbaarheid een groter en de criminaliteitsdruk een kleiner gewicht hebben gekregen in de verdeling.
De omslag in de financiering zien we met enige vertraging terug in de verschillen in regionale politieprestaties. Tot 1998 nam de achterstand van stedelijke regio's op landelijke regio's in prestaties op het gebied van criminaliteitsbestrijding af. Tegelijkertijd ontstond een voorsprong van stedelijke regio's op landelijke regio's met betrekking tot prestaties op het gebied van beschikbaarheid. Inwoners van landelijke regio's werden in vergelijking tot stedelijke regio's hierdoor steeds minder tevreden over de reactiesnelheid, aanspreekbaarheid en zichtbaarheid van de politie.
Na 1998 is deze trend omgeslagen: sindsdien zijn de verschillen tussen regiokorpsen in prestaties op het gebied van criminaliteitsbestrijding duidelijk toegenomen. Dit zien we terug in hogere ophelderingspercentages en hogere tevredenheid over het ingrijpen van de politie in landelijke regio's vergeleken met stedelijke regio's. De beschikbaarheid van de politie in landelijke regio's verbeterde weer ten opzichte van de stedelijke regio's. Dat was ook precies de reden waarom de financiering in 1996 gewijzigd werd. Deze beleidswijziging heeft het gewenste effect opgeleverd: op dit moment zijn inwoners van landelijke regio's even tevreden over de beschikbaarheid van de politie als inwoners van stedelijke regio's.
Per saldo is in de laatste tien jaar weinig veranderd in de verschillen in regionale politieprestaties. Na de slingerbeweging zijn we weer terug in de situatie zoals die bestond tijdens de vorming van de regiokorpsen in 1993/1994. De verschillen in prestaties tussen regio's op het gebied van criminaliteitsbestrijding zijn weer ongeveer even groot als toen. Daar tegenover staat dat gelijkheid in beschikbaarheid van de politie tussen regio's weer is verzekerd.
Alleen als flexibiliteit ontstaat in de toedeling van capaciteit naar politietaken binnen de korpsen kan de overheid een grotere gelijkheid in het niveau van handhaving bereiken zónder een grotere ongelijkheid in beschikbaarheid tussen regio's. Dat zou bereikt kunnen worden door een verschuiving van opsporingscapaciteit van regio's met veel middelen bij gegeven criminaliteit naar regio's met weinig middelen bij gegeven criminaliteit.
Het zijn overigens niet de meest verstedelijkte regio's die de minste middelen hebben bij gegeven criminaliteit. Volgens politiestatistieken loopt het politiebudget per misdrijf op dit moment niet één op één met het onderscheid tussen stedelijke en landelijke regio's. Voorbeelden van regio's met weinig middelen gelet op de criminaliteit zijn Utrecht, Gelderland-Zuid en de Brabantse regio's.
Zijn deze bevindingen nu uitzonderlijk in vergelijking met het buitenland? Engeland en Wales bieden een interessant vergelijkingsgebied, omdat deze landen een soortgelijk niveau van criminaliteit, verstedelijking en concentratie van misdaad in de steden en agenten per inwoner kennen. De verdeling van politiepersoneel blijkt in Engeland en Wales niet méér in lijn te liggen met de criminaliteitsdruk dan in Nederland. Klaarblijkelijk geldt ook in Engeland en Wales dat veel belang wordt gehecht aan een goede beschikbaarheid en bereikbaarheid van de politie in meer landelijke regio's. Daarnaast vinden we in Engeland en Wales een soortgelijk verband tussen opsporingsprestaties en de mate waarin de budgetverdeling in lijn ligt met de criminaliteitsdruk. Ook een vergelijking met het buitenland bevestigt dus het gevonden verband tussen budgetverdeling en verschillen in politieprestaties.
Lees ook het bijbehorende persbericht.
Een analyse van het beleid van de laatste tien jaar laat zien dat een afruil bestaat tussen gelijkheid in het niveau van handhaving en gelijkheid in beschikbaarheid van de politie. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat landelijke korpsen een even groot deel van hun capaciteit aanwenden voor de opsporing van misdrijven als stedelijke korpsen. Gegeven het streven naar gelijkheid in beschikbaarheid en bereikbaarheid ontvangen landelijke regio's relatief veel middelen gegeven hun niveau van criminaliteit. Snel reageren en aanspreekbaar zijn in landelijke gebieden is immers relatief kostbaar vanwege de verspreid wonende bevolking.
Als gevolg van deze budgetverdeling tussen en binnen de korpsen kunnen landelijke regio's in vergelijking met stedelijke regio's even goed presteren op het gebied van beschikbaarheid en tegelijkertijd hogere ophelderingspercentages realiseren. Met meer flexibiliteit in de capaciteitsverdeling binnen de korpsen ontstaat de mogelijkheid een grotere gelijkheid in handhaving te realiseren zonder een grotere ongelijkheid in beschikbaarheid. Dat zou kunnen worden bereikt door opsporingscapaciteit te verschuiven van regio's met veel middelen, gelet op hun criminaliteit, naar regio's met weinig middelen, gelet op hun criminaliteit.