Indicatiestelling binnen de collectieve zorgverzekering
In deze CPB Notitie wordt een principaal-agentinvalshoek gehanteerd.
Indicatiestelling is ‘het stellen van een indicatie voor een vorm van diagnostiek of behandeling’. Door middel van indicatiestelling wordt vastgesteld welke behandeling/zorg aangewezen is. De indicatiestelling is decentraal als de indicatiesteller ook behandelaar is; centraal als de indicatiesteller onafhankelijk is en op afstand van de zorgaanbieder staat. De Zvw kent een decentrale indicatiestelling; de AWBZ zowel decentrale als centrale indicatiestelling.
De uitkomst van het proces van indicatiestelling wordt beïnvloed door informatieasymmetrie tussen verschillende actoren (zorgvrager, zorgaanbieder en zorgverzekeraar). Daarnaast kan niet-contracteerbaarheid (wanneer afspraken niet contractueel kunnen worden vastgelegd) ertoe leiden dat het uitmaakt of indicatiestelling centraal of decentraal plaatsvindt. Tot slot kunnen transactiekosten verschillen per modaliteit van indicatiestelling.
Informatieasymmetrie tussen zorgvragers en indicatiestellers leidt tot moreel gevaar aan de vraagkant, wat kan worden tegengegaan met eigen betalingen. Perverse financiële prikkels in de bekostiging kunnen leiden tot moreel gevaar aan de aanbodkant, ook wel aanbodgeïnduceerde vraag genoemd. Aanbodgeïnduceerde vraag kan beperkt worden met centrale indicatiestelling. Voor de acute curatieve zorg lijkt dit echter geen optie. Een oplossing kan zijn de aanpassing van de bekostiging, monitoring en benchmarking van aanbieders door zorgverzekeraars en/of risicodeling tussen verzekeraar en indicatiesteller/zorgaanbieder. In de Zvw kan de zorgverzekeraar tegenwicht bieden aan aanbodgeïnduceerde vraag door zorgaanbieders. In de AWBZ is die positie minder goed belegd.