1 december 2000

Maatstafconcurrentie; theorie, ontwerp, en praktijk

CPB: Meer prikkels voor efficiëntie in non-profit-sectoren?

Persbericht
In sectoren waar directe concurrentie niet (of nog niet) wenselijk is, is het aantrekkelijk om aanbieders op een andere manier te prikkelen om efficiënt te opereren. Een methode hiervoor is maatstafconcurrentie, dat wil zeggen dat partijen afgerekend worden op basis van hun relatieve prestaties ten opzichte van andere, soortgelijke aanbieders.

Hierdoor worden zij aangemoedigd efficiënt te handelen. In Nederland wordt maatstafconcurrentie alleen in de elektriciteitssector toegepast. Het zou evenwel veel breder toegepast kunnen worden in non-profit sectoren en bij regionale monopolies. Bijvoorbeeld in de watersector, in de zorg en in het onderwijs staan de huidige methoden van aansturing al tijden ter discussie. Het gebrek aan kennis en praktijkervaring omtrent maatstafconcurrentie is daarom verrassend te noemen. Waarom kunnen bijvoorbeeld scholen niet geprikkeld worden door leraren van de best presterende scholen een bonus uit te keren, zoals in Israël met succes wordt gedaan?

Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag verschenen rapport 'Yardstick Competition; theory, design and practice'. Mede op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken heeft het CPB een verkennende studie gedaan naar de theorie en (buitenlandse) praktijk van maatstafconcurrentie. Er zijn vele varianten van maatstafconcurrentie in omloop en iedere sector vereist een aparte benadering. Soms worden partijen vergeleken met behulp van hun output (bijvoorbeeld aantal geslaagde leerlingen), soms met behulp van hun kosten (bijvoorbeeld hoeveel één patiënt met een bepaalde aandoening mag kosten).

Waarom is maatstafconcurrentie niet populair in Nederland? Dit ligt onder meer aan de onzekerheid over mogelijke neveneffecten. Zo kan een ééndimensionale focus op efficiëntie andere belangrijke doelstellingen bedreigen. Partijen krijgen dan een prikkel om teveel aandacht te schenken aan de factor waarop wordt afgerekend, en verwaarlozen taken waarop niet wordt afgerekend. Ervaring uit het buitenland leert dat dit een beperkende factor is, maar niet een onoplosbare. Het is immers ook mogelijk om op andere doelstellingen tegelijkertijd te sturen. Zo kunnen zorginstellingen, zoals in de Verenigde Staten, best geprikkeld worden om de efficiëntie te verbeteren en tegelijkertijd kwaliteitsnormen te handhaven. Waterbedrijven zouden onder handhaving van strenge kwaliteitseisen geprikkeld kunnen worden efficiënt te produceren, zoals in het Verenigd Koninkrijk gebeurt. Dat wil nog niet zeggen dat al die sectoren in het buitenland nu optimaal functioneren, of dat ervaringen elders zonder meer overdraagbaar zijn naar Nederland. Meer gedetailleerd onderzoek naar specifieke sectoren is nodig om te kunnen concluderen of maatstafconcurrentie in Nederland kansrijk is. Zulk onderzoek lijkt zeker de moeite waard.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

Bij deze vorm van regulering worden prestaties van agenten vergeleken met agenten die zich in een vergelijkbare positie verkeren. Door financiële consequenties te verbinden aan de vergelijking krijgen partijen een prikkel om efficiënt te produceren.

In het buitenland is de nodige ervaring opgedaan met deze methode. In Nederland is maatstafconcurrentie nog grotendeels onbeproefd en ook relatief onbekend. Deze studie heeft vier doelen:

  1. Een bruikbare definitie en een indeling in verschillende typen maatstafconcurrentie geven.
  2. Voorwaarden identificeren waaronder maatstafconcurrentie een kansrijk reguleringsinstrument kan zijn.
  3. Voorgaande twee punten illustreren met behulp van buitenlandse toepassingen.
  4. Een onderzoeks- en beleidsagenda bepalen.

 

Dit is een Engelstalige publicatie

Auteurs

Marcel Canoy
Frank Hindriks
Ben Vollaard