27 mei 2005

Nieuwe economische geografie, empirie en regionaal beleid

Agglomeratievoordelen dwarsbomen spreiding van economische activiteit

Persbericht
Bedrijven vestigen zich bij voorkeur in de buurt van toeleveranciers en grote afzetmarkten. Toeleveranciers en afzetmarkten bevinden zich waar veel bedrijven gevestigd zijn. Dit leidt tot en bestendigt ruimtelijke concentraties van economische activiteit in kernregio's.

Hierbij geldt:

  • kernregio's en hun omliggende perifere regio's zijn klein
  • éénmaal een kernregio, altijd een kernregio
  • kernregio's zijn productief en de lonen zijn er relatief hoog
  • de speelruimte voor regionaal spreidingsbeleid is beperkt.

Dit concluderen Steven Brakman (Rijksuniversiteit Groningen), Harry Garretsen (Universiteit Utrecht), Joeri Gorter (Centraal Planbureau), Albert van der Horst (Centraal Planbureau), en Marc Schramm (Universiteit Utrecht) in de bijzondere publicatie 'New Economic Geography, Empirics and Regional Policy'.
Het doel van de publicatie is het beschrijven en verklaren van de ruimtelijke verdeling van economische activiteit in Europa, met aandacht voor regionaal beleid. De grote reikwijdte van de studie - zij omvat gegevens van meer dan duizend Europese regio's - maakt dat de conclusies een algemeen karakter hebben, en dus niet rechtstreeks kunnen worden toegepast op de Nederlandse situatie.

Kernregio's en hun omliggende perifere regio's zijn klein
Lage handelskosten, beschikbaarheid van lokaal aanwezige kennis, en andere bepalende agglomeratievoordelen spelen in Europa vooral op de schaal van regio's ter grootte van Nederlandse provincies, of zelfs van streken binnen provincies. De verschillen in concentratie van economische activiteit tussen grotere regio's zijn minder uitgesproken.

Eénmaal een kernregio, altijd een kernregio
Hoe sterker de concentratie is, hoe groter de agglomeratievoordelen zijn. Daarom geldt meestal: éénmaal een kernregio, altijd een kernregio. In de afgelopen decennia zijn er in Europa dan ook geen noemenswaardige verschuivingen in de ruimtelijke verdeling van economische activiteit geweest.

Kernregio's zijn productief en de lonen zijn er relatief hoog
Verschillen in concentratie vertalen zich via agglomeratievoordelen naar verschillen in productiviteit en lonen. In een kernregio produceert en verdient een werknemer in de regel meer dan in omliggende perifere regio's.

De speelruimte voor regionaal spreidingsbeleid is beperkt
De stabiliteit van kern-periferie patronen beperkt de speelruimte van regionaal spreidingsbeleid. Voor veel bedrijven wegen agglomeratievoordelen zwaar. Als zij perifere regio's mijden ondanks lage lonen, dan mijden zij deze waarschijnlijk ook ondanks subsidies. Dit heeft tot gevolg dat regionale verschillen in concentratie van economische activiteit - en dus in productiviteit en lonen - onvermijdelijk zijn, ten minste op de gedesaggregeerde geografische schaal waarop agglomeratievoordelen spelen.
Dit ondersteunt de recente kentering in het denken over regionaal beleid. Steeds vaker wordt onderkend dat spreidingsbeleid gericht op regio's met onvoldoende economische massa ondoelmatig is. Op de lange termijn kunnen perifere regio's mobiele bedrijven niet vasthouden. Immobiele werknemers blijven wel op hun plaats. Beleid gericht op arbeid in perifere regio's beklijft om die reden waarschijnlijk langer. Wanneer economische activiteit naar kernregio's trekt, vallen de klappen bovendien vooral bij immobiele werknemers in perifere regio's.
Een andere opmerkelijke conclusie uit het onderzoek betreft de aanleg van infrastructuur. Voor in perifere regio's gevestigde bedrijven vergemakkelijken spoorwegen en snelwegen de toegang tot de markten van kernregio's. Maar in kernregio's gevestigde bedrijven krijgen ook een betere toegang tot de markten van perifere regio's. Treinen en (vracht)auto's rijden immers in beide richtingen. Aanleg van wegen en spoorwegen die bedoeld is om de ontwikkeling van perifere regio's te bevorderen, kan dus onbedoeld tot het tegengestelde resultaat leiden.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

Er bestaan twijfels over de doeltreffendheid van regionaal beleid. Bekend zijn de ijdele pogingen van Italië om de kloof tussen de Mezzogiorno en het Noorden te overbruggen, van Duitsland om de kloof tussen de Neue Länder en het Westen te overbruggen, en van de Europese Commissie om regionale ongelijkheden in het algemeen te verminderen.

Wij valideren een in het oog springende verklaring: agglomeratievoordelen houden economische bedrijvigheid in kernregio's vast, ondanks dat daar de lonen - en dus de productiekosten - hoger zijn. Wij gaan uit van de 'Nieuwe Economische Geografie', een verzameling algemeen evenwichtsmodellen die zich op locatie keuze richten.

Theorie, beschrijvende statistiek, en econometrische analyse ondersteunen de conclusie dat de Europese economische geografie adequaat beschreven kan worden als een netwerk van lokale en stabiele kern-periferie systemen. Hieruit volgt dat ongelijkheden tussen kernregio's en hun periferie op een (sub)provinciaal niveau van regionale aggregatie moeilijk te verkleinen zijn omdat regionaal beleid gericht periferieën in de regel onvoldoende is om de middelpuntzoekende marktkrachten teniet te doen. Bovendien, zelfs als dergelijk beleid invloed heeft, dan kan het onbedoeld nadelig uitpakken omdat op de lange duur vooral de kern bedrijvigheid naar zich toe trekt. Een nadruk van regionaal beleid op lokale agglomeraties is daarom wenselijk.

Dit is een Engelstalige publicatie.

Auteurs

Joeri Gorter
S. Brakman
Albert van der Horst
H.F.L. Garretsen
M. Schram