1 april 2000

STREAM: Substance Throughput Related to Economic Activity Model; a partieel evenwichtsmodel voor goederenstromen in de economie

Zonder nieuwe milieumaatregelen blijft het verbruik van materialen hoog

Persbericht
Het materialenverbruik in de OESO landen zal de komende 20 jaar weinig of niet afnemen. De structurele verandering van industriële economie naar diensteneconomie heeft onvoldoende effect op de materiaalvraag om de invloed van de economische groei te compenseren.

Bovendien remmen de dalende materiaalprijzen de toepassing en ontwikkeling van materiaalbesparende technieken. Daardoor zullen de emissies die samenhangen met het materialenverbruik, zich slechts moeizaam laten terugdringen.

Een halvering van het materialenverbruik wordt door vele deskundigen gezien als een noodzakelijke voorwaarde voor een duurzame economie. De huidige milieumaatregelen zijn echter te beperkt om die halvering tot stand te brengen. Er is bovendien weinig afstemming in het milieubeleid tussen landen. Eenzijdige nationale heffingen gericht op de vermindering van materialenverbruik, of procesemissies in de materialenindustrie leiden slechts tot verplaatsing van die industrie naar andere landen. Dit verplaatsingseffect kan echter sterk verminderd worden als de heffing alleen geldt voor materialenverbruik of emissies die tegen redelijke kosten vermeden kunnen worden.

Tot deze conclusies komt drs H.J.B.M. Mannaerts van het Centraal Planbureau (CPB) in Onderzoeksmemorandum nr.165, STREAM, a partial equilibrium model for material flows in the economy. Dit memorandum geeft een gedetailleerde beschrijving van een nieuw economisch model dat het CPB in samenwerking met het RIVM heeft ontwikkeld voor de analyse van milieuproblemen die samenhangen met materiaalstromen in de economie.

Het model beschrijft productie, verbruik, hergebruik en handel van staal, aluminium, plastic, papier, ammoniak, fosfaat en kalium in Nederland en West-Europa. Modeltoepassingen en simulaties van historische ontwikkelingen van de materiaalstromen illustreren de werking van de economische mechanismen van het model. CPB en RIVM beschikken met dit model over een consistent analytisch kader om materiaalscenario's te maken en de economische effecten van diverse materiaal-gerelateerde milieumaatregelen te analyseren.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

Deze activiteiten zijn gerelateerd aan elkaar door vraag en aanbod van producenten en consumenten naar producten, materialen en schroot. Vraag en aanbod bepalen de marktprijzen en goederenstromen.

Het model bevat eenvoudige versies van voorwaartse kostenkoppelingen en achterwaartse vraagkoppelingen en het omvat drie substitutie mechanismen: input substitutie, goederen substitutie en ruimtelijke substitutie. Het model voorziet in een consistent kader voor goederenscenario's en de daarmee samenhangende analyse van het milieubeleid voor West-Europa en Nederland in een wereldwijde economische context. De empirische validatie van het model is gebaseerd op tijdreeksen en op technische coëfficiënten afkomstig uit de literatuur. Het empirisch onderzoek verbreedde onze kennis over de belangrijkste economische factoren, mechanismen en parameters die de goederenstromen bepalen, met name op het gebied van:

  • Trends in dematerialisatie en de verhouding tot het BBP, energieprijzen en de goederenprijs.
  • Trends in recycling en de verhouding tot de prijzen van schroot, energie en grondstoffen.
  • Input substitutie bij de productie van goederen en de verhouding tot de vraag naar energie.
  • Markt-en kostprijzen van grondstoffen, goederen en schroot.
  • De gevoeligheid van West-Europese en Nederlandse handelsstromen voor prijsverschillen met buitenlandse concurrenten.

Dit document presenteert ook een basisscenario voor goederen tot 2020, twee economische varianten en drie varianten voor het milieubeleid voor West-Europa en Nederland die elk de toepasbaarheid van het model illustreren voor scenario en beleidsanalyse.

Evenals de economische en sociale trends en mechanismen uit het verleden, neemt de toekomstige vraag voor de meeste goederen zeer bescheiden toe. Rekening houdend met een aanzienlijke energie-productiviteitswinst, blijft de vraag naar energie blijft min of meer. Plastic is een duidelijke uitzondering: de vraag naar plastic blijft in lijn met de economische groei en de plasticindustrie maakt alleen een kleine energie-productiviteitswinst als gevolg van het grote aandeel van de vraag naar basismaterialen. De beleidsvarianten laten onder andere zien dat een internationaal niet op elkaar afgestemd energieprijsbeleid dat de marginale energiekosten laat stijgen en de gemiddelde energiekosten onaangetast laat, een aanzienlijk lager internationaal verschuivingseffect kan hebben dan een uniforme energiebelasting. Slechts een heel klein deel van de binnenlandse en buitenlandse consumenten laat daarom een verschuiving zien in hun vraag, van energie-efficiënte binnenlandse producenten naar minder efficiënte maar goedkopere buitenlandse producenten.

De beleidsvarianten laten onder andere zien dat in een open economie een eenzijdig efficiënt regelgevende beleid effectiever is dan een eenzijdig prijsbeleid.

Dit is een Engelstalige publicatie.

Auteurs

Hein Mannaerts