11 januari 2006

Testing consumers' asymmetric reaction to wealth changes

Consument schrikt van koersverlies

Persbericht
De Nederlandse consument reageert aanzienlijk heftiger op een daling van de aandelenkoers dan op een vergelijkbare stijging. De reactie op koersverlies is bijna driemaal groter dan op koerswinst. Voor iedere euro verlies op de aandelenportefeuille worden de besparingen met ruim 20 eurocent opgeschroefd, en de consumptie navenant verminderd.

Een koerswinst van een euro leidt daarentegen slechts tot 8 eurocent minder besparingen.

Dit blijkt uit een onderzoek naar het effect van veranderingen in vermogens op de actieve besparingen van gezinnen, dat het Centraal Planbureau (CPB) heeft uitgevoerd in samenwerking met De Nederlandsche Bank (DNB). De onderzoekers Robert Paul Berben, Kerstin Bernoth en Mauro Mastriogiacomo hebben gegevens geanalyseerd van individuele huishoudens die in de tijd worden gevolgd. Dit DNB-huishoudpanel bevat onder meer informatie over (veranderingen in) vermogens van individuele huishoudens, besparingen en aanschaf van voertuigen. De gegevens hebben betrekking op de periode 1993-2005.

Zeer lage consumptiegroei in jaren 2001-2005
Aanleiding voor het onderzoek was de teleurstellende ontwikkeling van de totale consumptie in de eerste jaren van deze eeuw. In de jaren 2001-2005 is de consumptie met minder dan 0,5% per jaar gestegen. De lage koopkrachtstijging, de daling van de aandelenkoersen en de afzwakkende huizenprijsontwikkeling kunnen daarvoor geen afdoende verklaring bieden - ervan uitgaande dat het effect van vermogensverliezen op de consumptie relatief even groot is als het effect van de vermogenswinsten uit de eerdere jaren. Wat is er dan wel aan de hand?

Op zoek naar een verklaring hebben de onderzoekers gegevens over besparingen van individuele huishoudens geanalyseerd, om te zien hoe zij reageren op vermogenswinsten en -verliezen. Voor de micro-aanpak is gekozen omdat op macroniveau jaren met vermogensverliezen in het verleden te weinig zijn voorgekomen.

Voorzichtige consument spaart extra bij vermogensverliezen
Vooral koersverliezen op aandelen leiden tot extra besparingen om het geslonken vermogen weer op peil te brengen. Dit heeft de consumptie in de eerste jaren van de nieuwe eeuw aanzienlijk gedrukt. Op koerswinsten reageren huishoudens terughoudender; die houden zij graag aan als appeltje voor de dorst. Alles bij elkaar blijken mensen vooral voorzichtig te reageren.
Niet alleen voor aandelenkoersen maar ook voor huizenprijzen vinden de onderzoekers een sterker effect van prijsdalingen op de besparingen dan van prijsstijgingen, maar voor de huizenprijzen is dit verband statistisch minder sterk.

Het besparingenonderzoek toont al via een indirecte weg aan dat vermogensverliezen via extra besparingen leiden tot een meer dan evenredige vermindering van de consumptie. In een deelonderzoek is apart onderzocht hoe veranderingen in vermogens direct doorwerken op de aanschaf van voertuigen. Daaruit blijkt dat de aanschaf van voertuigen (auto's, motoren, vaartuigen - een belangrijke categorie duurzame consumptiegoederen) gevoeliger is voor vermogensverliezen dan voor vermogenswinsten. Dit bevestigt dan ook de conclusies uit het besparingenonderzoek.

Verlies doet meer pijn dan dat winst plezier oplevert
De uitkomsten zijn in lijn met die uit een ander onderzoek van CPB-onderzoeker Mauro Mastrogiacomo naar de perceptie van vermogensveranderingen. Uit dat onderzoek blijkt dat gezinnen die een 'grote stijging' melden van hun vermogen, feitelijk dat jaar gemiddeld bijna 10.000 euro rijker zijn geworden. Een 'grote daling' wordt al gerapporteerd wanneer het vermogen in werkelijkheid met 3500 euro is gedaald.

De psychologisch-economische literatuur geeft hiervoor als verklaring dat mensen het erger vinden om iets te verliezen dat ze al in bezit hadden, dan om iets niet te winnen dat ze nog niet in bezit hadden (in de Engelstalige literatuur bekend als het endowment effect).

Deze studie bevat een aantal toetsen die laten zien dat individuen sterker reageren op een negatieve ontwikkeling van hun vermogen dan op een positieve verandering.

Deze asymmetrie, die wij in onze microgegevens vinden, suggereert dat economen de relatie tussen economische variabelen en vermogen niet als symmetrisch zouden moeten behandelen. We vinden dat deze asymmetrie toeneemt bij het toenemen van de leeftijd en op zijn hoogst is bij pensionering.

Auteurs

Mauro Mastrogiacomo