29 november 2018

Welvaartswinst van risicodeling in een collectief pensioencontract

Welvaartswinst, risico op discontinuïteit en bestuurlijke risico’s zijn belangrijke thema’s in de actuele discussie over het toekomstige pensioencontract. Deze CPB Notitie is een aanvulling op Lever en Michielsen (2016a,b) en beziet, conform een verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), het aspect welvaartswinst, waarbij de winst van risicodeling wordt gekwantificeerd. De belangrijkste nieuwe inzichten betreffen de onderlinge vergelijking tussen verschillende invullingen van een pensioencontract met een collectief vermogen. De simulaties veronderstellen dat de regels consistent en onverkort worden toegepast.
No title

Lees ook CPB Notitie 'Welvaartswinst van risicodeling en renteafdekking bij pensioen' (2016).

Het ministerie van SZW heeft het CPB verzocht om een kwantitatieve vergelijking van de pensioenresultaten van verschillende invullingen van een contract met een collectief vermogen. De gewenste invulling van dit contract staat ter discussie binnen de SER. Welvaartswinst, risico op discontinuïteit en bestuurlijke risico’s zijn belangrijke ijkpunten. Concreet is een belangrijk discussiepunt of positieve en negatieve schokken volledig moeten neerslaan bij de bestaande opbouw (gesloten spreiding) of dat deze deels ook mogen neerslaan bij toekomstige opbouw (open spreiding). Er zijn ook tussenvormen mogelijk, waarbij de open spreiding met nadere randvoorwaarden wordt ingeperkt. SZW vraagt naar de welvaartswinst en naar de pensioenresultaten bij open, halfopen en gesloten spreiden. De notitie biedt daarmee vooral inzicht in één aspect van de discussie.

De welvaartswinst van risicodeling met toekomstige opbouw bedraagt, uitgaande van standaardparameters en open spreiding van schokken over tien jaar, voor toekomstige deelnemers ongeveer 4% van het aanvullende pensioen. Inclusief de opheffing van de leenrestrictie, waardoor jonge actieven voor meer dan 100% van hun vermogen bloot kunnen staan aan beleggingsrisico, verdubbelt de winst tot 7% à 8%. De gemiddelde winst van beide onderdelen samen over huidige en toekomstige deelnemers, uitgaande van een startsituatie zonder buffer, ligt in de orde van 3%. Dit blijkt uit de rapportage van een eerdere werkgroep over dit ontwerp (Boeijen et al. 2016). Bij een langere spreidingsperiode zijn hogere welvaartswinsten mogelijk (Teulings, 2018), maar nemen de bestuurlijke risico’s ook toe. 

Het CPB heeft eerder onderzoek gedaan naar de effecten van open spreiden van mee- en tegenvallers. Lever en Michielsen (2016a) vergeleken de pensioenresultaten bij open en gesloten spreiding van schokken binnen contract I-B, Lever en Michielsen (2016b) vergeleken de pensioenresultaten van I-B met open spreiding van schokken met die van het persoonlijke pensioencontract IV-A. De enige randvoorwaarde aan contract I-B was dat elk jaar 1/10 van het overschot of tekort werd weggewerkt door aanpassing van de opgebouwde rechten en uitkeringen. Deze notitie vergelijkt de pensioenresultaten van een collectief contract (I-B) met open of halfopen spreiding met een collectief contract met gesloten spreiding.

Risicodeling leidt tot welvaartswinst als de feitelijke blootstelling aan risico’s hierdoor minder verschilt van de gewenste blootstelling. De feitelijke blootstelling aan risico’s hangt af van het beleggingsbeleid en de afdekking van renterisico. Leenrestricties kunnen de keuze van het beleggingsbeleid begrenzen. De gewenste blootstelling aan beleggingsrisico in de aanvullende pensioenen neemt af gedurende de levenscyclus en is hoger als ook de AOW in beschouwing wordt genomen. De welvaartswinst van het ene ten opzichte van het andere pensioencontract kan daardoor gevoelig zijn voor het beleggingsbeleid, de afdekking van renterisico en het wel of niet meenemen van de AOW in de pensioenresultaten.

Auteurs

Marcel Lever
Thomas Michielsen

Lees meer over