Prijsafspraken: duurzaam of gewoon duur
Jeroen Hinloopen
onderdirecteur bij het Centraal PlanbureauEfficiëntie
Maar deze efficiëntie ontstaat alleen als prijzen daadwerkelijk de onderliggende schaarste weergeven, zowel van onze voorkeuren, de vraag, als van onze productiemogelijkheden, het aanbod. En daar schort het nog wel eens aan. Informatieproblemen, soms moedwillig aangewakkerd door het aanbod, troebleren bijvoorbeeld de vraag waardoor vragers minder goed met de voeten kunnen stemmen. Graaiflatie, een nogal onbestemd begrip dat lijkt te duiden op prijsstijgingen die verder gaan dan de onderliggende kostenstijgingen, is in principe mogelijk door het onvermogen van vragers om prijsstijgingen op waarde te schatten. ‘Alles is tegenwoordig zo duur, dan zal deze idioot hoge prijs ook wel kloppen.’
Prijzen zijn ook verstoord als het aanbod niet alle kosten van productie in rekening hoeft te brengen, zoals bij sommige vormen van milieuvervuiling. Prijzen zijn dan te laag waardoor de relatieve schaarste wordt onderschat en er te veel verhandeld wordt tegen een te lage prijs, met alle bijkomende nevenschade.
Mededingingswet
Prijzen kunnen ook verstoord worden door het natuurlijke verlangen van het aanbod om prijsafspraken te maken. Deze afspraken schakelen de onderlinge concurrentie uit met kunstmatig hoge prijzen tot gevolg. En daarom is er de mededingingswet: de wet die prijsafspraken verbiedt. Een duidelijke wet met een duidelijk doel en bijbehorend instrumentarium. Bedrijven die toch onderling prijsafspraken maken, kunnen rekenen op torenhoogte boetes, inclusief mogelijke vervolging van individuele managers. Eén instrument, een wettelijk verbod op het maken van prijsafspraken, voor één doel, het tegengaan van prijsafspraken, precies zoals Jan Tinbergen ons geleerd heeft.
De mededinging kan ook verstoord worden doordat een partij te machtig is, bijvoorbeeld omdat die een groot deel van de markt in handen heeft. Een aanbieder kan in de verleiding komen deze machtige positie te misbruiken. Misbruik van een dominante machtspositie is ook een overtreding van de mededingingswet, die een dader duur kan komen te staan. Recent nog werd door het Europese Hof van Justitie de boete van ruim € 4 miljard bevestigd die de Europese Commissie in 2018 aan Google had opgelegd voor het wegdrukken van concurrenten op smartphones die draaiden op Googles besturingssysteem Android.
Volgens de Europese Commissie belemmert misbruik van een economische machtspositie niet alleen de mededinging, het kan ook de transitie naar bijvoorbeeld meer duurzame vormen van landbouw in de weg staan. Kunnen aanbieders wel duurzaam produceren bij de huidige inkoopprijzen? Betalen supermarkten hun leveranciers wel genoeg? Duurzame landbouw zal niet van de grond komen zolang deze vorm van landbouw economisch onrendabel is. Daarom roept de Europese Commissie ketenpartijen zoals boeren en supermarkten op om onderling prijsafspraken te maken, een oproep die wordt ondersteund door de ACM.
Een belangrijke voorwaarde daarbij is dat deelnemers aan het kartel kunnen aantonen dat zonder prijsafspraak het duurzaamheidsdoel niet gehaald wordt én dat er geen andere manier is dan het maken van een prijsafspraak om het duurzaamheidsdoel te behalen.
In de wind geslagen
Nu wordt het ingewikkeld, want de les van Jan Tinbergen wordt in de wind geslagen. Niemand zal tegen een economie zijn waarbij er meer duurzaam geproduceerd wordt. Maar is het verstandig om daarvoor de mededingingswet op een andere manier in te zetten? De wet die dan tegelijkertijd een duurzaamheidsdoel op de ene markt en een mededingingsdoel op een andere markt moet dienen?
De lijst met praktische bezwaren tegen deze omgekeerde inzet van de mededingingswet is lang. Hoe gaat gecontroleerd worden of een duurzaamheidsdoel gehaald wordt? En wat is dat precies, een duurzaamheidsdoel? En wanneer is productie voldoende duurzaam? Verschillende commentatoren hebben al gewaarschuwd voor green washing: de praktijk waarbij aanbieders ronkende rapporten opleveren waaruit zal blijken dat hun productie duurzaam is en dat de mededingingswet voor hen niet van toepassing is.
Los van al deze bezwaren, ook al doet de prijsafspraak precies wat beoogd wordt, recent onderzoek laat zien dat er een aanpalend probleem ontstaat als er op sommige markten prijsafspraken gemaakt mogen worden: een toegestane prijsafspraak op de ene markt zet de betrokken aanbieders aan tot het maken van een heimelijke prijsafspraak op markten waar prijsafspraken niet zijn toegestaan. Voor deze heimelijke prijsafspraken is onderling contact tussen aanbieders niet nodig; de enige vereiste is dat aanbieders op een andere markt meedoen met een toegestaan kartel, precies zoals de plannen van de Europese Commissie beogen. Wees dus niet verbaasd als de prijs van geïmporteerde bananen stijgt omdat uw supermarkt de prijs van zuivel heeft verhoogd door duurzaamheidsafspraken met de (zuivel)keten.
Uitweg
De tweede voorwaarde voor het toestaan van prijsafspraken biedt nog een uitweg: verken een andere route, bijvoorbeeld het invoeren van minimale kwaliteitsstandaarden voor productie. Een meer duurzame manier van produceren, komt dan overeen met een hogere kwaliteitsstandaard. Gemakkelijk zal dit niet zijn, want effectieve marktwerking vereist ook een eerlijk speelveld; hogere productiestandaarden zullen internationaal geharmoniseerd en afgedwongen moeten worden. Maar daar hebben we nu juist de Europese Commissie voor. En het verbod op prijsafspraken blijft behouden voor dat ene doel waar het voor bedacht is: het beschermen van de vraag tegen kunstmatig hoge prijzen.
Jeroen Hinloopen
- meer over Jeroen
alle columns en artikelen
Recente CPB columns
- Van wie is de ruimte? - Jeroen Hinloopen
- Kinderwetje uit 1874 nog steeds actueel - Frits Bos
- Misverstanden plagen aanpak van productiviteit - Pieter Hasekamp
alle columns en artikelen