8 juli 2022
CPB Column - Francis Weyzig

Vermogens helder in beeld

Photo of Francis Weyzig
Hoe veel je aanvullend pensioen waard is, krijg je meestal niet te zien. Wel wat je later aan pensioenuitkering kunt verwachten. Vanaf uw AOW-leeftijd zolang u leeft €2345 bruto per jaar, lees ik in mijn pensioenoverzicht. Je leest er ook hoeveel daar nog bij komt als je nooit meer van baan verandert (ehh… juist ja) met scenario’s voor als het meezit of als het tegenzit. Alles bij elkaar een berg aan cijfers, en dat voor elk fonds waar je iets hebt opgebouwd, bij verschillende werkgevers. Maar hoeveel die opgebouwde pensioenrechten waard zijn, en dus hoe groot het pensioenvermogen is dat nu voor jou wordt belegd, dat wordt er niet bij verteld.
Francis Weyzig
Programmaleider bij het Centraal Planbureau
Photo of Francis Weyzig

Mysterie

Dat mysterieuze bedrag wordt alleen onthuld in bijzondere situaties. Bijvoorbeeld als je van baan verandert en een aanvraag doet voor pensioenoverdracht. Anders kom je die informatie bij de meeste fondsen nooit te weten.

Maar er zijn uitzonderingen. Deelnemers van ABP, het grootste pensioenfonds, kunnen sinds een paar jaar op de website bekijken hoe groot hun persoonlijke pensioenpot is. Ik heb het eens opgezocht. Inloggen, gegevens inzien, pensioenpot, en … huh? Wat krijgen we nou? Klopt dat echt? Bizar. Eerlijk waar, ik was met stomheid geslagen.

Hoeveel?

Raad maar, grote kans dat je er flink naast zit. Vanaf uw AOW-leeftijd zolang u leeft €2345 bruto per jaar. Die AOW-leeftijd duurt in mijn geval (gelukkig) nog een hele tijd. Hoe groot is dan het pensioenvermogen dat bij dit aanvullend pensioen hoort? Nou, dat is dus ongeveer €60.000. Nee, geen tikfout. Zestigduizend. Euro. Dat kun je gerust een vermogen noemen.

Er zijn in Nederland miljoenen van dit soort pensioenpotten, ruim 90% van alle huishoudens heeft er minstens één. Alles bij elkaar gaat het om een gigantisch vermogen, waar je je moeilijk nog iets bij kunt voorstellen. In totaal 1561 miljard euro, in 2020. Veel meer dan de totale waarde van het eigen woningbezit, want de waarde van alle Nederlandse koopwoningen min de bijbehorende hypotheken was op dat moment zo’n 825 miljard euro. Bijna vijf keer zoveel ook als de 327 miljard euro die alle Nederlanders samen op hun bankrekeningen hadden staan.

Het afgelopen jaar werkte ik mee aan een groot onderzoek over de verdeling van al deze vermogens, samen met het CBS, De Nederlandsche Bank en zes ministeries. Het rapport is vandaag gepubliceerd. Eind 2020 kwamen er voor het eerst statistieken over de verdeling van pensioenvermogen beschikbaar. Begin 2021 kwamen daar nieuwe cijfers over de omvang van bedrijfsvermogens bij. In dit onderzoek kwam alles samen.
Nooit eerder was er zo’n compleet beeld van de vermogensverdeling van alle Nederlandse huishoudens. En wat opvalt aan dat beeld is dat de verdeling nogal ongelijk is.

Niet nieuw

Dat vermogens scheef zijn verdeeld, schever dan inkomens, is niet nieuw. Sterker nog, dat is logisch, want vermogensopbouw komt met de jaren. De meeste jongeren hebben nog nauwelijks vermogen – sommigen beginnen zelf flink in de min, met een studieschuld – terwijl veel ouderen geld hebben gespaard, gewerkt voor hun pensioen, soms ook afgelost op een eigen huis. 

Dat vermogens in Nederland schever zijn verdeeld dan in veel andere landen is ook niet nieuw. Deels komt dat door het grote verschil tussen huurders en kopers. Mensen met een eigen woning profiteren van een stijging van de huizenprijzen en bovendien van de hypotheekrenteaftrek. Die laatste maakt dat vermogens van huishoudens per saldo worden gesubsidieerd in plaats van belast. Daarmee is Nederland internationaal echt een buitenbeentje.

Deels komt de scheve verdeling ook door de goede collectieve voorzieningen in Nederland. In veel andere landen moeten werknemers bijvoorbeeld meer zelf sparen voor hun pensioen, via een individuele pensioenpot. Dat telt mee als privévermogen. Pensioenrechten opgebouwd via collectieve regelingen, zoals we die in Nederland kennen, tellen niet mee in internationale vergelijkingen. Je kunt er niet vrij over beschikken, dus strikt genomen is het geen privévermogen. Dat maakt het een beetje appels met peren vergelijken. Wat zeg ik, een beetje, het maakt nogal uit. Het totale vermogen van Nederlandse pensioenfondsen is immers enorm. Je zou denken dat de vermogensverdeling er daarom heel anders uit ziet als je aanvullende pensioenen wel meerekent.

Gelijkmaker?

Niet dus. Pensioenen zijn niet de grote gelijkmaker. Het aandeel van de top 1% neemt weliswaar af, maar pensioenvermogen blijkt bijna net zo scheef verdeeld als het eigen woningvermogen. Ook als je kijkt naar verschillen in opleidingsniveau wordt het er met pensioenvermogen niet gelijker op. Zonder pensioenpotten hadden alle laagopgeleiden samen in 2020 zo’n 300 miljard euro aan vermogen. Voor hoogopgeleiden was dat ongeveer 900 miljard euro, drie keer zoveel. Met pensioenpotten wordt het totaal voor laagopgeleiden zo’n 500 miljard euro en voor hoogopgeleiden 1500 miljard euro. Nog steeds drie keer zoveel dus.

Kortom, het beeld komt er niet heel anders uit te zien. De Nederlandse vermogensverdeling is behoorlijk scheef, hoe je het ook wendt of keert. Nog nooit was dat zo helder en compleet in beeld als nu. Het goede nieuws is dat er mogelijkheden zijn om daar iets aan te doen. Benieuwd hoe? Lees vooral het rapport.

Francis Weyzig

alle columns en artikelen

Francis Weyzig

Programmaleider bij het Centraal Planbureau

Neem contact op

Lees meer over