25 februari 2004

Afschaffen of niet? Analyse van fiscale verhaalsrechten bij faillissementen

Bevoorrechte positie Belastingdienst niet altijd gewenst

Persbericht
De bevoorrechte positie van de Belastingdienst bij faillissementen heeft ongewenste effecten. Aan het zonder meer afschaffen van die positie kleven echter ook nadelen. Maatvoering kan gerealiseerd worden door onderscheid te maken tussen grote en kleine ondernemingen.

Bij grote ondernemingen is het wenselijk als de Belastingdienst strenger invordert dan nu het geval is, terwijl bij kleine ondernemingen de huidige praktijk te verdedigen is.

Dit concluderen ECORYS-NEI en het CPB in de vandaag verschenen studie: ' Afschaffen of niet? Analyse van fiscale verhaalsrechten bij faillissementen'. Fiscale verhaalsrechten geven de Belastingdienst een bevoorrechte positie ten opzichte van overige crediteuren. Er zijn voor- en nadelen verbonden aan het afschaffen van de fiscale verhaalsrechten. Een voordeel van het afschaffen is onder meer dat verspillende ontwijkingconstructies worden vermeden. Overige crediteuren hebben er immers belang bij constructies te verzinnen waarbij de Belastingdienst achter het net vist. Een nadeel van het afschaffen is dat belasting- en premie-inkomsten verloren gaan.

De Ministeries van Economische Zaken en Financiën hebben het CPB en ECORYS-NEI verzocht een welvaartsanalyse te maken van het afschaffen van verhaalsrechten. Als een onderneming in financiële moeilijkheden komt, is het van maatschappelijk belang dat de procedures rondom betalingsmoeilijkheden efficiënt en zorgvuldig verlopen, anders kunnen ondernemingen ten onrechte failliet gaan. Zo is het mogelijk dat een onderneming levensvatbaar is, terwijl de crediteuren een succesvolle sanering verhinderen. Ook is het mogelijk dat ondernemingen ten onrechte niet failliet gaan. Een onderneming die niet levensvatbaar is, kan door een te coulante houding van de crediteuren te lang voortbestaan.

Het probleem van het huidige systeem (de Belastingdienst gaat voor) is dat ondernemingen soms nodeloos lang in leven worden gelaten. Dit komt omdat de Belastingdienst de nodige coulance in acht neemt bij betalingsproblemen. De fiscus kan zich deze houding permitteren omdat ze bij een eventueel faillissement toch als eerste aan de beurt is. Hierdoor kan een snelle en noodzakelijke sanering te lang worden uitgesteld en wordt maatschappelijk kapitaal vernietigd. Dit speelt vooral bij grote ondernemingen, waar banken goed in staat zijn te bepalen of ondernemingen levensvatbaar zijn of niet. Een te grote overheidsbemoeienis - bijvoorbeeld in de vorm van het verlenen van uitstel van betaling - bij dergelijke beslissingen lijkt ongewenst. Bij kleine ondernemingen ligt het anders. Doordat de markt voor kredietverlening voor kleine ondernemingen minder goed werkt, zijn banken relatief ongeïnteresseerd in kleine ondernemingen: bij betalingsproblemen zou de afschaffing van fiscale verhaalsrechten dan als ongewenst effect hebben dat banken de kleine ondernemingen te snel failliet laten gaan. Het feit dat banken vaak zekerheden hebben in de vorm van hypotheek- en pandrecht speelt daarbij ook een belangrijke rol. De fiscale verhaalsrechten van de Belastingdienst leiden ertoe dat ondernemingen (via uitstel van betaling) toegang hebben tot kredieten. Bij kleine ondernemingen kan dit een gunstig effect hebben dat in een aantal gevallen wordt verhinderd dat kleine ondernemingen onnodig failliet gaan.

Er zijn diverse oplossingen denkbaar om de procedures rond faillissementen te verbeteren. Ten eerste kan de Belastingdienst worden aangemoedigd om strenger in te vorderen bij grote ondernemingen. Het is evenwel niet helemaal duidelijk hoe dit vorm moet krijgen. Strenger invorderen is immers kostbaar en de bevoorrechte positie biedt de fiscus al waarborgen. Ook is het mogelijk om in de wetgeving een knip te maken tussen grote en kleine ondernemingen: dat wil zeggen om de fiscale verhaalsrechten af te schaffen voor grote ondernemingen en te behouden voor kleine ondernemingen. Een dergelijk onderscheid is wat ongebruikelijk, maar komt vaker voor in de belastingwetgeving en doet wel recht aan de fundamentele verschillen tussen grote en kleine ondernemingen. Tot slot kunnen verspillende ontwijkingconstructies tegengegaan worden door de fiscus een zogeheten 'gezamenlijk vuistloos pandrecht' op de roerende zaken te geven. Dit recht maakt ontwijkingconstructies zinloos, maar betekent wel een verdere verzwakking van de positie van de banken.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

Afschaffen betekent ook dat bedrijven minder lang zullen doormodderen. De koek wordt daarmee groter, maar het effect is niet te kwantificeren. Het vermijden van verspillende ontwijkingconstructies vergroot de koek ook. Deze welvaartwinsten zijn te realiseren door het bodem(voor)recht af te schaffen voor grote ondernemingen en te behouden voor kleine ondernemingen.

Er zijn ook verdelingseffecten van het afschaffen van verhaalsrechten. Indien het niet wenselijk wordt geacht om belastinginkomsten te derven, zijn er nog alternatieve opties. Zo kan de Belastingdienst worden aangemoedigd strenger in te vorderen bij grote ondernemingen.

Auteurs

Marcel Canoy
P. de Bas
N. van der Lijn

Lees meer over