21 september 2004

CPB Nieuwsbrief: Arbeidsduurverlenging: kiezen tussen inkomen en vrije tijd

Vooral door het hoge aandeel van deeltijdbanen is de gemiddelde arbeidsduur in Nederland laag in vergelijking met andere Europese landen. Werknemers in Nederland werken gemiddeld 1223 uur, tegenover bijvoorbeeld 1480 in Duitsland, 1546 in het Verenigd Koninkrijk en 1639 in Spanje.

Met name werkgeversorganisaties pleiten nu voor arbeidsduurverlenging: dit moet de concurrentiepositie versterken en de gevolgen van vergrijzing opvangen.
Macro-economisch gezien heeft arbeidsduurverlenging op lange termijn inderdaad positieve effecten, omdat het arbeidsaanbod toeneemt en daarmee ook de productie en het nationaal inkomen. Voor de effecten op lange termijn maakt het niet uit of arbeidsduurverlenging in eerste instantie al dan niet gepaard gaat met gelijkblijvende uurlonen. De effecten op korte en middellange termijn zijn daarentegen zeer gevoelig voor wat er met de contractlonen gebeurt. Op kortere termijn leidt langer werken wel meteen tot wat meer economische groei, maar de werkgelegenheid neemt eerst nog af als gevolg van de dalende arbeidsproductiviteit. Met aanvankelijk gelijkblijvende uurlonen (en dus een evenredige loonsverhoging op jaarbasis) leidt langer werken op korte termijn tot ongunstigere effecten op werkgelegenheid en werkloosheid dan met aanvankelijk gelijkblijvende jaarlonen (en dus dalende uurlonen).

Vanuit micro-economisch oogpunt leidt langer werken niet automatisch tot meer welvaart. Zowel inkomen als vrije tijd dragen bij aan de welvaart van mensen. Hoe groter de vrijheid om zelf de optimale verdeling tussen inkomen en vrije tijd te bepalen, hoe groter de welvaart. In dat perspectief is het gunstig als mensen de mogelijkheid hebben om meer uren te kunnen werken, zonder dat dit wordt opgelegd. Het is echter de vraag of Nederlandse werknemers massaal bereid zijn om langer te werken; dit geldt al helemaal voor deeltijdwerkers.
Willen mensen een goede afweging kunnen maken, dan moet het extra inkomen dat zij kunnen verdienen door langer te werken de maatschappelijke baten weerspiegelen. Ofwel: meer werken moet genoeg opleveren en anderzijds moet vrije tijd niet te goedkoop zijn. Dit laatste is het geval bij VUT-regelingen, waarbij de prijs van vrije tijd dermate laag is dat dit het blijven doorwerken bij het bereiken van de VUT-gerechtigde leeftijd sterk ontmoedigt. Onder meer via het vaststellen van de hoogte van belastingen en uitkeringen kan de overheid bevorderen dat mensen voldoende baten ondervinden van langer werken om een zuivere afweging tussen inkomen en vrije tijd te kunnen maken.

Dit schrijft het Centraal Planbureau (CPB) in de vandaag verschenen CPB Nieuwsbrief 2004/2(september 2004). In dit nummer zijn de openingscolumn en een artikel gewijd aan de economische effecten van langer werken.

Verder in dit tweede nummer van het nieuwe CPB-kwartaaltijdschrift:

  • 'Op één been uit het dal': een artikel over de economische vooruitzichten voor 2004 en 2005, gebaseerd op de ook vandaag openbaar gemaakte Macro Economische Verkenning (MEV) 2005. Zie hiervoor het bijbehorende persbericht.
  • Een interview met Robert Chote, directeur van het Londense Institute for Fiscal Studies over de onafhankelijke analyses van begrotingen en verkiezingsprogramma's die deze Britse denktank verricht.
  • 'Concurrentie met lagelonenlanden?': een uit de MEV overgenomen kader over de vraag of het nodig is beleid te gaan voeren om het verplaatsen van productie (en daarmee werkgelegenheid) naar lagelonenlanden tegen te gaan. Daaraan is toegevoegd de aankondiging van een CPB-publicatie over dit onderwerp die komend najaar zal verschijnen.
  • Een interview met Tweede Kamerlid Ferd Crone (PvdA) over het maken van tegenbegrotingen en de CPB-analyse hiervan.
  • Een overzicht van alle recente CPB-publicaties.

CPB Nieuwsbrief 2004/2, september 2004, is (gratis) beschikbaar als PDF-bestand op www.cpb.nl.