31 mei 2010

Europese verkenning 8: Europa's welvaart

Europa's welvaart: gemengde resultaten sinds de Lissabon Agenda

Persbericht
Europese Unie boekte vooruitgang op gebied van economische groei en arbeidsparticipatie, maar overige resultaten blijven uit.

De Lissabon Agenda uit 2000 moest de Europese Unie in 2010 tot de meest competitieve en productieve economie in de wereld maken via economische groei, kennisintensivering en innovatie. Hogere arbeidsparticipatie en milieumaatregelen zouden verder moeten zorgen voor sociale cohesie en voor duurzame groei.

  • De participatie in betaalde banen nam toe; dit droeg bij aan de 1,5% groei van het reële inkomen per hoofd in de EU15-landen.
  •  De Lissabon-doelen om de onderwijs- en onderzoeksuitgaven te verhogen, zijn niet gehaald in de EU15.
  • Bij de onderzochte indicatoren voor milieu en sociale cohesie doet de EU15 het nu gemiddeld genomen slechter dan vóór de Lissabon Agenda.

Nederlanders pragmatisch-positief over de Europese Unie.

  • Nederland tevreden met eigen situatie en matig betrokken bij Europa.
  • Lageropgeleiden in Nederland ontevredener over EU dan hogeropgeleiden.
  • Subjectief welbevinden van Europese burger hangt vooral samen met persoonlijkheid en sociale netwerken.

Dit zijn enkele conclusies uit de Europese Verkenning 8: Europa's welvaart. De Lissabon Agenda in een breder welvaartsperspectief en de publieke opinie over de Europese Unie, die vandaag is verschenen.

De Europese Verkenning komt jaarlijks tot stand in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het SCP behandelt in deel A de publieke opinie en het subjectieve welbevinden in de lidstaten. Het CPB onderzoekt in deel B van de studie hoe de Europese welvaart in brede zin is veranderd sinds de Lissabon Agenda.

Deel A: De publieke opinie en subjectief welbevinden in Europa (SCP)

Nederland: tevreden met eigen situatie en matig betrokken bij Europa
Bij vergelijking met andere lidstaten van de Europese Unie komt Nederland naar voren als een over de hele linie tevreden land: na Denemarken zijn de mensen er het meest tevreden met het eigen leven en ze hebben relatief veel vertrouwen in maatschappelijke instellingen, inclusief de politiek.

Als lidstaat van de Europese Unie is Nederland nogal doorsnee met een gemiddelde identificatie met Europa, gemiddelde kennis en gemiddelde steun voor gemeenschappelijk Europees beleid. De steun voor het lidmaatschap van de Europese Unie is echter zeer groot: 74% van de Nederlanders vindt dat eind 2009 ´een goede zaak´.

Samen met Luxemburg en Ierland zit Nederland daarmee aan de top, boven het gemiddelde van de 15 oude lidstaten (58%) en van de 12 nieuwe lidstaten (51%), en op grote afstand van de hekkensluiters Verenigd Koninkrijk (30%) en Letland (24%). Nederlanders zijn niet enthousiast over Europa, maar onderkennen in grote meerderheid de economische wenselijkheid of onvermijdelijkheid van het lidmaatschap van de Unie.

Vooral lageropgeleiden ontevreden over Europa
Ook volgens eigen kwartaalmetingen van het SCP zijn Nederlanders in meerderheid voor het EU-lidmaatschap, maar de belangstelling voor de Europese politiek is gering (begin 2010 zegt 47% nieuws daarover te volgen tegen 62% lokaal en 81% landelijk politiek nieuws). Ook de waardering voor de Europese politiek is beperkt: 49% geeft er een voldoende voor, nauwelijks minder dan voor de Haagse politiek (52%), maar veel minder dan voor het gemeentebestuur (74%).

Hogeropgeleiden, lezers van NRC, Volkskrant en Trouw en mensen die tevreden zijn over hun financiële situatie en over hoe het gaat met Nederland, zijn positiever over Europa dan lageropgeleiden, lezers van de Telegraaf en mensen die ontevreden zijn over hun financiën en het land. De opleidingsverschillen zijn groot: van de lageropgeleiden volgt 42% het nieuws, geeft 40% een voldoende en steunt 35% het EU-lidmaatschap van Nederland, bij de hogeropgeleiden zijn deze percentages 60, 59 en 70.

Subjectief welbevinden van Europese burger hangt vooral samen met persoonlijkheid en sociale netwerken
Europese burgers zijn relatief tevreden en gelukkig met hun leven. Er zijn wel grote verschillen tussen landen. De Scandinavische landen, Oostenrijk en Zwitserland staan aan de top en enkele voormalige Oostbloklanden, maar ook Portugal staan onderaan. Tevreden landen laten ook een hoger vertrouwen in de medemens en politieke instituties zien, een geringer sociaal isolement en een grotere bereidheid om sociale steun te geven (vrijwilligerswerk, informele hulp en helpen met activiteiten in de buurt).

Verschillen in welbevinden tussen individuen hangen vooral samen met persoonlijkheidskenmerken en sociale factoren. In een selectie van zes Europese landen blijkt het belangrijkste te zijn of men optimistisch in het leven staat en eigenwaarde heeft. Vervolgens of men onderdeel uitmaakt van een sociaal netwerk, vrijwilligerswerk verricht en informele hulp verleent, of men anderen vertrouwt en geen stressvolle tijd met familie doorbrengt. Ook de ervaren gezondheid, het inkomen, niet werkloos zijn, en religiositeit zijn van belang. Politiek vertrouwen vertoont op landniveau wel een duidelijke samenhang met gemiddeld welbevinden, maar speelt nauwelijks een rol bij het verklaren van verschillen tussen individuen.

Deel B: De Lissabon Agenda in een breed welvaartsperspectief (CPB)

De Lissabon Agenda: kompas voor de EU tot 2010
De Europese regeringsleiders spraken in het voorjaar van 2000 met elkaar de zogenaamde Lissabon Agenda af, een economische intentieverklaring die tot 2010 richting zou moeten geven aan de structurele economische hervormingen in de EU. Het is nu 2010, het toetsjaar. Tijd om te kijken wat er gerealiseerd is van de doelen uit de Lissabon Agenda. Deze Europese Verkenning maakt een tussenstand op, gebaseerd op data tot 2008.

Nodig: brede welvaartsanalyse
De groei van het bruto binnenlands product (bbp) is een belangrijke indicator van economische groei, maar niet een perfecte welvaartsindicator. Zo leidt arbeidsparticipatie weliswaar tot meer inkomen, maar ook tot een verlies aan vrije tijd die ook waarde vertegenwoordigt. Ook worden zaken als milieu, veiligheid en kwaliteit van de samenleving niet in het bbp meegenomen.

Economische groei en arbeidsparticipatie zijn slechts middelen om de welvaart van de Europese burgers te vergroten. Uit dit onderzoek blijkt dat in de rijkere EU-landen de inkomensgroei sinds de Lissabon Agenda gemiddeld slechts tot een zeer beperkte toename in levenstevredenheid leidde.

Om de welvaartseffecten na de totstandkoming van de Lissabon-strategie in kaart te brengen, hanteert het onderzoek een breed welvaartsperspectief. Naast het bbp worden nog elf andere indicatoren gehanteerd om zo een vollediger spectrum van welvaartsbepalende ontwikkelingen te meten.

De extra indicatoren omvatten de welvaartsgroei in de marktsector (onder andere participatie in betaalde banen), in de niet-marktsector (milieufactoren), maar ook de waarde die door burgers wordt toegekend aan hun sociale en politieke omgeving. Wat dit laatste aspect betreft kijkt het onderzoek naar indicatoren voor de kwaliteit en integriteit van het publieke bestuur, het gerapporteerde onderlinge vertrouwen tussen burgers en enkele aspecten van sociale cohesie. Het onderzoek past dit brede analysekader vervolgens toe op de 15 EU-landen die in 2000 aan de wieg van de Lissabon Agenda stonden.

Welvaartsontwikkeling na de Lissabon Agenda
De welvaart in Europa wordt niet alleen bepaald door de Europese beleidsagenda, maar ook door nationaal beleid, externe schokken en mondiale conjuncturele en structurele ontwikkelingen. Of de Lissabon Agenda de enige of belangrijkste oorzaak is van de geregistreerde veranderingen, valt niet met zekerheid vast te stellen. Wel kan worden vastgesteld of de ontwikkelingen in de EU15-landen na 2000 overeenstemmen met de doelen in de Lissabon Agenda.

De welvaartsindicatoren laten na 2000 geen eclatant succes zien, hooguit gemengde resultaten. Vooruitgang is te zien bij twee Lissabon-doelen, namelijk economische groei en arbeidsparticipatie. De EU was daar echter niet uniek in; buiten de EU was eveneens sprake van inkomensgroei en meer arbeidsparticipatie. De vraag is dus of deze resultaten op het conto van de Lissanbon-strategie kunnen worden geschreven. De bereikte resultaten bij twee andere Lissabon-doelen, namelijk uitgaven aan onderwijs en onderzoek (R&D), zijn allerminst overtuigend te noemen. Voor de EU15 als geheel kunnen op deze indicatoren weinig of geen verschillen met de periode vóór 2001 worden geregistreerd.

Bij de milieu-indicatoren, met name huishoudelijk afval per hoofd, luchtvervuiling door fijnstof en uitstoot van CO2, deed de EU15 het gemiddeld genomen slechter dan vóór 2001. De ambities op het vlak van milieu zijn dus nog niet bewaarheid. De resultaten rond sociale cohesie, een ander nevendoel van de Lissabon Agenda, zijn eveneens teleurstellend.

Het zelf gerapporteerd onderling vertrouwen tussen burgers, een belangrijk onderdeel van sociaal kapitaal, is afgenomen in de EU15. De licht toegenomen arbeidsparticipatie kon niet verhinderen dat een additionele 0,3% van de bevolking onder de nationale armoedegrens zakte, zodat deze groep nu 15% van de EU15-bevolking vormt, zelfs na uitkeringen en andere inkomensoverdrachten. Nederland presteerde op dit punt beter dan gemiddeld. De groep onder de armoedegrens is in Nederland kleiner (11%) en nam bovendien in de Lissabon-periode licht af (-0,1%). In de EU15 groeit nog steeds 9.8% van de kinderen op in gezinnen waar niemand een betaalde baan heeft; dat aandeel is vrijwel gelijk gebleven na 2000.

Europa-2020
De Europese Commissie richt zich sterk op bbp-groei, zowel in de Lissabon Agenda als waarschijnlijk ook weer in de komende beleidsagenda (Europe-2020). Deze groeistrategie is uitstekend voor de welvaart en voor de economische inhaalrace van de nieuwe EU-landen. Voor de welvaart in de rijkere EU-landen worden andere welvaartsfactoren steeds meer van belang, zoals milieu en sociale cohesie. Dat vraagt om breder geformuleerde welvaartsdoelen, juist in de rijkere EU-landen. De nieuwe Europa-2020 strategie heeft als kernwoorden 'slim, groen en sociaal-inclusief'. De bevindingen van dit onderzoek tonen dat op het terrein van milieu, sociale cohesie, kenniseconomie en innovatie nog heel wat vooruitgang kan worden geboekt.

Lees hier het bijbehorende persbericht.

De Lissabon Agenda uit 2000 moest de Europese Unie in 2010 tot de meest competitieve en productieve economie in de wereld maken via economische groei, kennisintensivering en innovatie. Hogere arbeidsparticipatie en milieumaatregelen zouden verder moeten zorgen voor sociale cohesie en voor duurzame groei.

  • De participatie in betaalde banen nam toe; dit droeg bij aan de 1,5% groei van het reële inkomen per hoofd in de EU15-landen.
  • De Lissabon-doelen om de onderwijs- en onderzoeksuitgaven te verhogen, zijn niet gehaald in de EU15.
  • Bij de onderzochte indicatoren voor milieu en sociale cohesie doet de EU15 het nu gemiddeld genomen slechter dan vóór de Lissabon Agenda.

Nederlanders pragmatisch-positief over de Europese Unie

  • Nederland tevreden met eigen situatie en matig betrokken bij Europa.
  • Lageropgeleiden in Nederland ontevredener over EU dan hogeropgeleiden.
  • Subjectief welbevinden van Europese burger hangt vooral samen met persoonlijkheid en sociale netwerken.

Dit zijn enkele conclusies uit de Europese Verkenning 8: Europa's welvaart. De Lissabon Agenda in een breder welvaartsperspectief en de publieke opinie over de Europese Unie, die vandaag is verschenen. De Europese Verkenning komt jaarlijks tot stand in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het SCP behandelt in deel A de publieke opinie en het subjectieve welbevinden in de lidstaten. Het CPB onderzoekt in deel B van de studie hoe de Europese welvaart in brede zin is veranderd sinds de Lissabon Agenda.

Downloads

Auteurs

Harold Creusen
Paul Dekker
Henk Kox
Irene de Goede
Peggy Schyns