20 april 2006

Koopkrachtontwikkeling 2006: plussen en minnen

Koopkracht 2006: plussen en minnen

Persbericht
De koopkracht van huishoudens verbetert dit jaar in doorsnee met 1,5%. De koopkrachtverbetering is vooral te danken aan de lastenverlichting en de invoering van de zorgtoeslag, ter waarde van samen 3,5 miljard euro.

De spreiding in de koopkrachtontwikkeling is groot door de overgang van ziekenfonds en particuliere verzekering naar de nieuwe zorgverzekering. Naar schatting 80% van de huishoudens gaat er dit jaar in koopkracht op vooruit en 20% gaat er op achteruit.

Dit blijkt uit een vandaag openbaar gemaakte analyse van de koopkrachtcijfers voor 40.000 huishoudens, die representatief zijn voor 85% van alle huishoudens in Nederland. Het CPB bepaalde deze koopkrachtcijfers voor het Centraal Economisch Plan 2006. De uitkomsten van de analyse staan in de CPB Notitie 'Koopkrachtontwikkeling 2006: plussen en minnen'. Het CPB heeft deze notitie geschreven ten behoeve van het overleg met koopkrachtexperts van vakbonden, NIBUD en enkele departementen. De notitie wordt een bijlage bij het verslag van dit overleg, dat de minister van SZW zal toezenden aan de Tweede Kamer.

Welke huishoudens gaan erop vooruit of achteruit?
Huishoudens met kinderen onder de 18 jaar en 65-plussers met lage inkomens gaan er in het algemeen in koopkracht op vooruit. Huishoudens zonder kinderen, alleenstaande 65-plussers met een inkomen tussen 27.000 en 31.000 euro en gehuwde 65-plussers met hoge inkomens gaan er relatief vaak op achteruit. Van de 5,1 miljoen huishoudens die erop vooruit gaan, ondervinden 4,2 miljoen huishoudens een koopkrachtverbetering tussen 0 en 4% en 0,9 miljoen huishoudens van meer dan 4%. Van de 1,1 miljoen huishoudens die erop achteruit gaan, ondervinden 0,9 miljoen een koopkrachtdaling tussen 0 en 2% en 0,2 miljoen huishoudens een dalingvan meer dan 2%.

Koopkrachtbeeld is nu gunstiger dan bij Prinsjesdag
In de Macro Economische Verkenning 2006 van september jongstleden concludeerde het CPB al dat met name huishoudens zonder kinderen er dit jaar in koopkracht op achteruit zouden gaan. Het beeld is in doorsnee nu gunstiger dan bij Prinsjesdag, toen voor dit jaar nog een koopkrachtverbetering van 1% werd voorzien voor het gemiddelde huishouden. Deze verbetering van het koopkrachtbeeld is mede te danken aan het recente besluit om de zorgtoeslag per 1 juli niet te verlagen, hoewel de zorgpremie dit jaar lager uitvalt dan in september werd verwacht.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

In het resulterende overleg is het CPB gevraagd een nadere beschrijving te geven van de groepen die er in 2006 in koopkracht op vooruit of achteruit gaan. Deze notitie bevat de gevraagde beschrijving.

De koopkrachtmutaties berekend voor het Centraal Economisch Plan (CEP) 2006, inclusief het niet verlagen van de zorgtoeslag per 1 juli 2006, vormen de basis voor de resultaten in deze notitie. De koopkrachtmutaties zijn berekend voor een steekproef van bijna 40 000 huishoudens. De steekproef van huishoudens is representatief voor ongeveer 85% van de 7,3 mln huishoudens in Nederland. De belangrijkste groepen die niet in de steekproef zijn opgenomen zijn zelfstandigen, studenten en mensen met VUT/prepensioen. De koopkrachtmutaties kunnen in werkelijkheid gunstiger of minder gunstig zijn dan berekend, bijvoorbeeld doordat de hoogte van de werkgeversbijdrage afwijkt van het gemiddelde. In de koopkracht voor de steekproef van huishoudens wordt wel onderscheid gemaakt tussen werknemers met en zonder werkgeversbijdrage particuliere ziektekosten, maar niet naar de hoogte van de bijdrage per (mede)verzekerde. Er wordt wel rekening gehouden met verschillen in de particuliere ziektekostenpremie naar leeftijd. Voor andere variabelen, zoals de inflatie en de contractloonstijging en de pensioenpremie in de marktsector wordt gerekend met gemiddelden. Het gebruik van gemiddelden kan enige invloed hebben op de berekende aantallen huishoudens die er in koopkracht op vooruit of achteruit gaan.

Lees meer over