9 april 1999

CPB Report: onderwijssalarissen lager dan in vergelijkbare beroeps- en opleidingsgroepen

Salarissen in het onderwijs waren in 1995 gemiddeld 2% lager dan in vergelijkbare beroeps- en opleidingsgroepen. Gezien de loonontwikkelingen tot 1999 kan dat gemiddelde verschil zijn opgelopen tot 5%. Er zijn echter grote verschillen: onderwijzers verdienden in 1995 gemiddeld 3% minder, eerstegraads leraren zelfs 8%.

De salarissen van tweedegraads leraren waren daarentegen juist 3,5% hoger dan die van vergelijkbare beroeps- en opleidingsgroepen.
De loonverschillen zijn vooral groot voor full-time werkenden. In het onderwijs - waar 50% part-time werkt - zijn de uurlonen van full-timers en part-timers gelijk. Vooral in het bedrijfsleven komen part-timers in lager betaalde banen terecht dan hun full-time werkende collega's met gelijk opleidingsniveau. De loonverschillen zijn het grootst voor full-time werkende, universitair opgeleide eerstegraads leraren: zij verdienden in 1995 15,6% minder dan mensen in vergelijkbare beroeps- en opleidingsgroepen.
Uit deze cijfers kan echter niet de conclusie worden getrokken dat de lonen in het onderwijs niet marktconform zijn. Loonverschillen kunnen ook een compensatie zijn voor het meer of minder aantrekkelijk zijn van bepaalde beroepen. Verder kunnen leraren ook kenmerken hebben die hen meer of juist minder geschikt maken voor andere (niet-onderwijs) banen.

Dit staat in het vandaag verschenen nummer van CPB Report, het Engelstalige kwartaalblad van het Centraal Planbureau. Naast de meest recente ramingen voor de conjunctuur in binnen- en buitenland, gebaseerd op het Centraal Economisch Plan 1999 (zie het persbericht: CPB presenteert Centraal Economisch Plan 1999 van heden), bevat CPB Report artikelen over onderzoeksactiviteiten van het bureau.

Speciale aandacht krijgt in dit nummer van CPB Report de NAIRU: Non-Accelerating Inflation Rate of Unemployment. De Nederlandse werkloosheid is inmiddels gedaald tot een niveau dat vergelijkbaar is met dat van eind jaren '70. Is het einde nu in zicht, of kan de werkloosheid nog veel verder dalen?
Een artikel stelt dat de werkloosheid in 1998, voor het eerst in twintig jaar, dusdanig laag ligt dat verdere dalingen zullen resulteren in een opwaartse druk op lonen. Daarnaast kan echter -- op langere termijn -- het structurele niveau van de werkloosheid verder dalen.
Andere CPB-onderzoekers proberen te achterhalen wat de lange termijn determinanten zijn van de structurele werkloosheid in Nederland. Zij vinden aanwijzingen dat de reële rente een belangrijke factor is bij de verklaring van de werkloosheid. Zo heeft de toename van de reële rente tot in het begin van de jaren negentig ertoe geleid dat, ondanks belastingverlagingen en verlagingen van sociale uitkeringen, het structurele niveau van de werkloosheid min of meer constant bleef in Nederland.

Andere onderwerpen in CPB Report 1999/1 zijn onder meer: het millenniumprobleem; de macro-economische gevolgen van kinderopvangsubsidies; verdringing van laagopgeleiden op de arbeidsmarkt; en het R&D-beleid van de EU.